In deze zaak gaat het om de verlenging van analoge vergunningen voor middengolf door Quality RTV B.V. in combinatie met een digitale vergunning, onder de verplichting tot simultane digitale uitzending. De Minister van Economische Zaken had eerder de vergunningen van Quality gewijzigd en verlengd tot 1 september 2017, maar met voorwaarden die de overgang naar digitale radio beoogden. Quality had bezwaar gemaakt tegen de koppelings- en digitaliseringsverplichting, maar de minister verklaarde deze bezwaren niet-ontvankelijk. De rechtbank Rotterdam oordeelde dat de bezwaren van Quality tegen de niet-ontvankelijkverklaring gegrond waren, maar verklaarde de overige bezwaren ongegrond.
In hoger beroep heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven de uitspraak van de rechtbank vernietigd. Het College oordeelde dat de rechtsgevolgen van het Nationaal Frequentie Plan (NFP) reeds bij de vergunningverlening in werking traden en dat Quality niet meer in aanmerking kon komen voor een analoge vergunning zonder koppeling aan digitale radio. De rechtbank had ten onrechte geoordeeld dat de minister de bezwaren van Quality ontvankelijk had moeten verklaren. Het College bevestigde dat de opgelegde uitrolverplichting niet onevenredig was en dat de minister gebonden was aan de voorwaarden die in het NFP waren vastgelegd.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het College verklaarde het beroep van Quality ongegrond, waarmee de minister in zijn standpunt werd gesteund. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 1 december 2014.