Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 november 2014 in de zaak tussen
V.O.F. [naam 1], te [plaats], appellante
(gemachtigde: ir. S. Boonstra)
Procesverloop
Overwegingen
14 november 2012 tot vaststelling van de bedrijfstoeslag van appellante voor het jaar 2011 (besluit BTR 2011) en dat zij eveneens beroep (12/1096) heeft ingesteld tegen het besluit BTR 2011. Appellante verwijst naar de in die beroepsprocedure ingediende, hierna weer te geven, beroepsgronden.
Het College onderschrijft de conclusie van verweerder dat appellante niet heeft bewezen dat haar geen schuld treft. Naar het oordeel van het College kan het appellante niet zijn ontgaan dat zij de in verweerders systeem geregistreerde oppervlaktes overschreed, toen zij haar aanvraag voor 2010 invulde; appellante heeft in haar aanvraag immers steeds de reden daarvoor moeten aangeven. Nu het appellante bekend was of kon zijn dat verweerder jaarlijks zelfstandig de subsidiabele oppervlaktes vaststelt aan de hand van de referentiepercelen, mocht zij er bij het invullen van de oppervlaktes van haar percelen in de aanvraag niet van uitgaan dat de resultaten van de GPS-metingen van Boon-landmeten juist waren. De resultaten van de door de AID op 2 augustus 2010 uitgevoerde GPS-metingen van de percelen van appellante in het kader van een controle voor het subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer waren ten tijde van het invullen van de aanvraag voor de bedrijfstoeslag 2010 nog niet bekend. Deze resultaten kunnen reeds daarom niet leiden tot de conclusie dat appellante geen schuld treft. Van belang is verder dat appellante bij brief van 30 september 2010 in de gelegenheid is gesteld haar perceelsgegevens te controleren en zo nodig naar beneden bij te stellen om korting te voorkomen (de zogeheten e-bopprocedure). Daarbij kon appellante de nieuwe referentiepercelen en de door haar aangevraagde percelen raadplegen in het systeem en daarbij zien dat de aangevraagde oppervlakten afweken van de nieuwe referentiepercelen. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat appellante geen nadere stappen heeft gezet naar aanleiding van de “ebopbrief”.