De Bijlage bij artikel 1 van de Beleidsregels last onder dwangsom personenvervoer over de weg bepaalt, onder meer, dat als de overtreding bestaat uit het verrichten van taxivervoer, zonder een daartoe verleende vergunning, alsmede het aanbieden van dit vervoer zonder daartoe verleende vergunning, in welk geval sprake is van overtreding van artikel 4, tweede en derde lid, Wp 2000, de hoogte van de dwangsom per overtreding € 10.000 bedraagt en de maximumhoogte van de verbeurde dwangsombedragen € 200.000 is.
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Appellant is blijkens het computersysteem van de Inspectie van Verkeer en Waterstaat niet in bezit van een taxivergunning als bedoeld in artikel 4, tweede lid, Wp 2000.
- Op zondag 16 december 2007 omstreeks 01:15 uur hebben B, adpirant van de politie regio Brabant Noord en C, inspecteur van de Inspectie Verkeer en Waterstaat in burgerkleding op het centraal station te 's-Hertogenbosch een controle verricht in het kader van het toezicht op de naleving van de bij of krachtens de Wp 2000 gestelde verplichtingen ten aanzien van het personenvervoer.
- Blijkens het op ambtseed opgemaakte en ondertekende proces-verbaal van bevindingen van 16 december 2007 werden B en C omstreeks 01:20 uur op weg naar de achterzijde van het centraal station aangesproken door appellant die vroeg waar zij naar toe moesten. Toen B zei dat zij naar Oss moesten, zei appellant dat hij hen daar naar toe kon brengen. Voorts is in het proces-verbaal vermeld dat appellant zei dat hij geen taxi was maar een snorder, dat een rit met een gewone taxi zeventig euro zou kosten en dat hij hen voor vijf tientjes weg zou brengen. Blijkens het proces-verbaal zijn B en C met appellant naar zijn auto gegaan, een rode Renault Laguna met het kenteken [nummer], daar ingestapt en is appellant weggereden. Voorts is vermeld dat B en C tijdens de rit omstreeks 01:27 uur appellant vroegen welke route hij ging nemen naar Oss, dat appellant zei dat hij via de snelweg zou rijden en dat B en C hierop appellant hebben gevraagd te stoppen. Dit was op de Onderwijsboulevard te 's-Hertogenbosch. In het proces-verbaal is vermeld dat appellant toen stopte en B en C zich legitimeerden en appellant aanhielden.
- Uit het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van aanhouding van 16 december 2007 blijkt dat appellant op zondag 16 december 2007 om 01:50 uur werd voorgeleid aan de inspecteur van politie regio Brabant Noord, aangewezen en dienstdoende als hulpofficier van justitie.
- Blijkens het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van verhoor van 16 december 2007 omstreeks 05:31 uur heeft appellant verklaard werkloos te zijn, een uitkering van het UWV en schulden te hebben. Voorts is vermeld dat appellant heeft verklaard op zaterdag 15 december 2007 vanaf 17:00 uur tot 24:00 in de gokhal aan de Kruisstraat en omstreeks 01:00 uur op het station geweest te zijn. Uit het proces-verbaal blijkt voorts dat appellant heeft verklaard niet meer te weten dat hij de ambtaren heeft aangesproken, niets te weten van een prijsafspraak en niet meer te weten wat hij heeft gezegd. Voort is vermeld dat appellant heeft verklaard dat hij geschrokken is van hetgeen er is gebeurd en dat hij dit niet meer gaat doen.
- Bij brief van 29 februari 2008 heeft verweerder appellant in kennis gesteld van het voornemen aan hem een last onder dwangsom op te leggen en hem in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.
- Bij brief van 11 maart 2008 heeft appellant zijn zienswijze kenbaar gemaakt.
- Bij besluit van 14 maart 2008 heeft verweerder appellant de last opgelegd dat hij zich dient te onthouden van overtreding van het bepaalde in artikel 4, tweede lid, Wp 2000 en bepaald dat hij, met ingang van de tweede dag na de dag waarop hem de beschikking is gezonden, bij elke geconstateerde overtreding van het in artikel 4, tweede lid, gegeven voorschrift – te weten dat het is verboden taxivervoer te verrichten zonder een daartoe verleende vergunning – een dwangsom van € 10.000,- zal verbeuren, totdat een maximum van € 200.000,- zal zijn bereikt.
- Bij brief van 17 maart 2008 heeft appellant hiertegen bezwaar gemaakt.
- Van de gelegenheid om op 17 juni 2008 omtrent zijn bezwaar gehoord te worden, heeft appellant geen gebruik gemaakt.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.