In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 10 september 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vennootschap onder firma en de staatssecretaris van Economische Zaken. De vennootschap had een randvoorwaardenkorting van 20% opgelegd gekregen op de GLB-inkomenssteun voor het jaar 2012, omdat zij mest had uitgereden op bevroren grond, wat in strijd is met de geldende regelgeving. De staatssecretaris handhaafde deze korting na een controle door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op 13 februari 2012, waarbij werd vastgesteld dat de mest niet emissiearm was aangewend en dat de grond gedeeltelijk bevroren was. De vennootschap betwistte de bevindingen van de NVWA en stelde dat de mest emissiearm was uitgereden. Het College oordeelde echter dat de staatssecretaris terecht had gehandeld, omdat de bevindingen van de opsporingsambtenaren en de bijbehorende foto’s een duidelijk beeld gaven van de situatie op het moment van de controle. De vennootschap had onvoldoende bewijs geleverd om de stellingen van de staatssecretaris te weerleggen. Het College concludeerde dat er sprake was van opzettelijke niet-naleving van de randvoorwaarden, wat leidde tot de handhaving van de korting. De uitspraak benadrukt het belang van naleving van milieu- en landbouwregels en de gevolgen van niet-naleving voor de ontvangen subsidies.