ECLI:NL:CBB:2014:225
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Nadere uitspraak inzake schadevergoeding na inbeslagname van dieren
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 juni 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellante en de staatssecretaris van Economische Zaken. De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding naar aanleiding van een eerdere uitspraak van 30 december 2013 (ECLI:NL:CBB:2013:313), waarin het onderzoek werd heropend voor een nadere uitspraak over de schadevergoeding. De appellante had schadevergoeding gevraagd voor zowel materiële als immateriële schade na de inbeslagname van haar dieren. De staatssecretaris bood een vergoeding van € 500,- per dier voor immateriële schade aan, maar wees de materiële schadevergoeding af, omdat de dieren op het moment van inbeslagname geen economische waarde meer zouden hebben vertegenwoordigd.
De appellante betwistte dit standpunt en stelde dat de kosten voor vervangende dieren, zoals aanschaf, chippen, registreren en vaccineren, ook in aanmerking genomen moesten worden. Zij vroeg een totale schadevergoeding van € 750,- voor materiële schade en € 1.250,- voor immateriële schade. Het College overwoog dat, hoewel de appellante leed had ondervonden door de euthanasie van haar dieren, de aangeboden vergoeding van € 1.000,- door de staatssecretaris als billijk werd beschouwd. Het College oordeelde dat de appellante met deze vergoeding niet te kort werd gedaan.
Daarnaast werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellante, vastgesteld op € 243,50. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 12 juni 2014 door mr. E. Dijt, in aanwezigheid van griffier mr. P.H. Broier.