Uitspraak
staatssecretaris van Economische Zaken.
2.De grondslag van het geschil
3.De (tussen-)uitspraak van de rechtbank
9. Met betrekking tot de grond dat op verweerder de bewijslast van de gestelde overtreding rust en dat daaruit voortvloeit dat verweerder had moeten aantonen dat de stelling van eiseres dat 500 m³ dierlijke mest aan [naam 2] is overgedragen, onjuist is, overweegt de rechtbank het volgende. Omdat sprake is van het opleggen van een punitieve sanctie moet vooropgesteld worden dat het op de weg van verweerder ligt om, op basis van concrete feiten en omstandigheden, aan te tonen dat en zo ja, in hoeverre een vermeende overtreder de gebruiksnorm dierlijke mest heeft overschreden. De verantwoording van de gebruikte hoeveelheid meststoffen ligt echter bij de gebruiker van die meststoffen. Dat houdt in dat verweerder bij de vaststelling of de gebruiksnormen zijn overschreden in beginsel van de door de gebruiker aangeleverde gegevens moet en mag uitgaan. Verweerder is in het onderhavige geval bij de berekening van het gebruik van dierlijke meststoffen door eiseres uitgegaan van de door haar opgegeven gegevens. Op basis van die berekening heeft verweerder vastgesteld dat eiseres in het jaar 2008 de stikstofgebruiksnorm met 317 kg, de gebruiksnorm dierlijke meststoffen met 3.903 kg stikstof en de fosfaatgebruiksnorm met 1.373 kg fosfaat heeft overschreden. Eiseres heeft niet aangevoerd dat de door verweerder aan de berekening ten grondslag gelegde gegevens onjuist zijn en heeft ook de berekening niet betwist. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder om die reden voldaan aan de op hem rustende bewijslast en ligt het op de weg van eiseres om haar stelling aannemelijk te maken dat ongeveer 500 m³ dierlijke mest aan [naam 2] is overgedragen, waardoor de gebruiksnormen niet zijn overschreden. In het bedrijf van eiseres is immers de mest geproduceerd en zij dient aan te tonen dat de mest op de gestelde wijze is afgevoerd dan wel aan [naam 2] is overgedragen. De rechtbank is van oordeel dat eiseres daarin niet is geslaagd. Genoemde 500 m³ is weliswaar als afvoer in de administratie opgenomen, maar een financiële onderbouwing daarvoor is niet in de administratie opgenomen. Verder kan, anders dan eiseres betoogt, uit het koopcontract, dat eiseres met [naam 2] heeft afgesloten, niet worden opgemaakt dat laatstgenoemde 500 m³ mest heeft overgenomen. De (standaard)omschrijving van de leveringsplicht dat ‘de verkoper verplicht is het verkochte te leveren in de staat en toestand waarin dit zich ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst bevindt’ en de omstandigheid dat het bedrijf ‘going concern’ is overgedragen, is geen bewijs voor de stelling van eiseres. Daar komt bij dat [naam 2] bij herhaling ten overstaan van de controlerend ambtenaar heeft verklaard dat de put bij overname vrijwel leeg was en dat hij geen mest van eiseres heeft overgenomen. De rechtbank acht ook de door eiseres overgelegde verklaring van Agro Limburg B.V, inhoudende dat er in het najaar van 2008 geen mest meer geladen zou moeten worden in verband met verkoop van de locatie, geen bewijs voor de stelling dat bij de levering van het bedrijf een volle mestput door [naam 2] is overgenomen. Dat geldt eveneens voor de overgelegde verklaring van de makelaar nu deze niet bij de uiteindelijke onderhandelingen over de verkoop van het bedrijf aan [naam 2], zoals ter zitting door de vennoten van eisers desgevraagd is verklaard, betrokken is geweest. Het zou, gelet op de aanzienlijke kosten die aan afvoer van een dergelijke hoeveelheid mest zijn verbonden, ook voor de hand hebben gelegen dat eiseres de overname expliciet als beding in het koopcontract had laten vastleggen. Dat de uiteindelijke verkoopprijs lager is geweest, juist omdat [naam 2] de mest mee overnam, is door eiseres gesteld, maar niet door middel van verifieerbare gegevens onderbouwd. Op grond van voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat verweerder heeft voldaan op de op hem rustende bewijsplicht ten aanzien van de overtreding van de genoemde gebruiksnormen en dat eiseres er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat de gebruiksnormen niet zijn overschreden omdat de mest aan de koper van het bedrijf is overgedragen. Deze beroepsgrond slaagt derhalve niet.