In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 2 juli 2013 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een tussenuitspraak die eerder was gedaan op 16 december 2011. Het verzoek om herziening werd ingediend door Westland Infra Netbeheer B.V., die niet als partij was betrokken in het oorspronkelijke geschil dat leidde tot de tussenuitspraak. De tussenuitspraak had betrekking op de vaststelling van onderdelen van het methodebesluit voor de vijfde reguleringsperiode voor regionale netbeheerders en de wenselijkheid van nader onderzoek naar decentrale invoeding.
Verzoekster stelde dat haar verzoek om herziening ontvankelijk was, ondanks het feit dat zij geen partij was in het eerdere geding. Zij verwees naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd gesteld dat belanghebbenden die niet als partij aan het geding deelnemen, onevenredig benadeeld kunnen worden. Het College oordeelde echter dat de omstandigheden in deze zaak niet vergelijkbaar waren met die in de genoemde uitspraak en dat het methodebesluit als een algemeen verbindend voorschrift moet worden beschouwd, waarbij een ruime kring van belanghebbenden betrokken kan zijn.
Het College concludeerde dat verzoekster niet als een 'bij het College bekende belanghebbende' kon worden geïdentificeerd en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die aanleiding gaven om voorbij te gaan aan de wettelijke eis dat een verzoek om herziening moet worden ingediend door een partij. Het verzoek om een hersteluitspraak werd eveneens afgewezen, omdat er geen sprake was van een kennelijke misslag die een dergelijke uitspraak zou rechtvaardigen. Uiteindelijk verklaarde het College het verzoek om herziening niet-ontvankelijk en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.