Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 december 2013 in de zaken tussen
Maatschap J. en [naam 2], te [vestigingsplaats], appellante
de Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
[naam 3], toezichthouder, en mevrouw [naam 4], dierenarts, beiden betrokken bij het onderzoek van de toenmalige Algemene Inspectiedienst (AID) in deze zaken.
Overwegingen
Op grond van artikel 6 van het Besluit welzijn productiedieren (Besluit) wordt onverminderd het bepaalde bij of krachtens de Diergeneesmiddelenwet door de eigenaar of houder van een dier een register bijgehouden van de verstrekte medische zorg en het bij iedere controle geconstateerde aantal sterfgevallen.
22 april 2011 kreupele schapen en schapen met te lange klauwen aantroffen. Ook bij de controle op 3 mei 2011 werden kreupele schapen, kreupele schapen met te lange klauwen en schapen met te lange klauwen aangetroffen. Hierbij was [naam 4] als dierenarts aanwezig. Zij verklaart in het rapport dat de kreupelheid van de schapen is ontstaan door rotkreupel. De individuele behandeling zoals toegepast door appellante acht de dierenarts in dit geval niet toereikend. Op 17 mei 2011 is een vervolgcontrole uitgevoerd op appellantes bedrijf. De controleurs verklaren hierover in hun rapport dat het logboek van de dierenarts van appellante niet overeenkomt met het logboek gebruikte medicijnen van appellante. In het logboek van appellante ontbraken diergeneesmiddelen die wel in het logboek van de dierenarts werden vermeld. Ook kwamen de registratie van de hoeveelheid ontvangen, de nog aanwezige voorraad en het gebruik van medicijnen niet altijd overeen.
13 juli 2011 op de door de wet voorgeschreven wijze bekend gemaakt en trad deze om die reden niet eerder in werking gelet op de artikelen 3:40 en 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Toen de last op 13 juli 2011 op correcte wijze werd bekend gemaakt, was reeds aan de last voldaan. Bovendien was op dat moment ook de begunstigingstermijn van 12 juli 2011 reeds verstreken en was de last daarmee in strijd met artikel 5:32a, tweede lid, van de Awb. Dit betekent dat de last ten onrechte is gehandhaafd in het bestreden besluit.
€ 0,28). Het verzoek van appellante om vergoeding van kosten voor voorbereiding en administratieve kosten wijst het College af, nu het hierbij niet gaat om kosten waarvoor op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht een vergoeding kan worden gegeven.
Beslissing
- verklaart het beroep in de zaak 11/889 gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het besluit van 17 juni 2011;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 302,-- aan appellante te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 227,20;
- verklaart het beroep in de zaak 12/579 ongegrond.