Uitspraak
Stichting Autoriteit Financiële Markten, verweerster (hierna: AFM).
Gemachtigde van AFM: mr. A.C. Rop, advocaat te Den Haag.
1.De procedure
2.De grondslag van het geschil
3.De uitspraak van de rechtbank
4.De standpunten van partijen in hoger beroep
5.De beoordeling van het geschil
Het College is dan ook van oordeel dat in het geval van appellant niet kan worden gezegd dat onredelijke eisen zijn gesteld om de gedeeltelijke intrekking van zijn vergunning te voorkomen en dat de wijze waarop de wet- en regelgeving in zijn geval is toegepast voor hem onevenredige of onaanvaardbare gevolgen met zich meebrengt.
Voorts is het College van oordeel dat met deze mogelijkheid een legitieme doelstelling van algemeen belang is gediend. Het College verwijst daartoe naar zijn uitspraak van 22 februari 2011 (www.rechtspraak.nl, LJN: BP6992), waarin is overwogen dat de op grond van de Wft gestelde diplomavereisten beogen dat de vakbekwaamheid van de financiële dienstverlener die bemiddelt in financiële producten aan een bepaald basisniveau voldoet en dat het doel daarvan is de bescherming van de consument en het waarborgen van het vertrouwen in de financiële markten. Daarbij is erop gewezen dat de wetgever onder ogen heeft gezien dat ondernemers die dit basisniveau niet kunnen halen hun dienstverlening zullen moeten stopzetten en dat de wetgever dit als een gewenst gevolg van de wet heeft aangemerkt (Memorie van Toelichting bij de Wfd, kamerstukken 29507, nr. 3, p. 2-5, 56-57 en 63).
Tot slot is het College van oordeel dat in appellants geval geen sprake is van het ontbreken van de vereiste mate van evenredigheid tussen het gebruikte middel (het intrekken van zijn vergunning) en het daarmee nagestreefde doel, mede gelet op hetgeen hiervoor overwogen is over de gang van zaken die heeft geleid tot deze intrekking. Dat hem geen financiële compensatie is geboden voor het intrekken van zijn vergunning, doet daar in dit geval niet aan af. Van feiten of omstandigheden die mee zouden brengen dat in appellants geval sprake is van een individuele en buitensporige last is het College niet gebleken.