ECLI:NL:CBB:2013:21
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake GLB-inkomenssteun
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 14 juni 2013 uitspraak gedaan op het verzet van de indiener tegen een eerdere uitspraak van 11 januari 2013, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De indiener had beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 16 november 2011, maar het College oordeelde dat de indiener geen procesbelang had bij zijn beroep. Dit was gebaseerd op het feit dat de staatssecretaris voldoende oppervlakte had vastgesteld om de volledige uitbetaling van de toeslagrechten te waarborgen, waardoor het beroep niet kon leiden tot een hogere bedrijfstoeslag.
Tijdens de zitting op 22 maart 2013 zijn zowel de indiener als de staatssecretaris niet verschenen. Het College heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de term 'kennelijk' in deze context betekent dat er buiten redelijke twijfel moet zijn dat het beroep niet-ontvankelijk is. De indiener voerde aan dat de vaststelling van de bedrijfsoppervlakte van belang was voor de beslissing over de bedrijfstoeslag, maar het College concludeerde dat de uitspraak van 11 januari 2013 niet in strijd was met de procesregels. Het College stelde vast dat de indiener geen procesbelang had, omdat de staatssecretaris al de maximale bedrijfstoeslag had toegekend.
Het College oordeelde dat de in verzet aangevochten uitspraak geen betekenis had voor de toepassing van de Meststoffenwet en dat het verzet ongegrond was. De uitspraak van 11 januari 2013 bleef daarmee in stand. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 14 juni 2013.