ECLI:NL:CBB:2013:136

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
14 augustus 2013
Publicatiedatum
17 september 2013
Zaaknummer
AWB 12/746 AWB 12/748 en AWB 12/750
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaren tegen de Regeling vaststelling eenmalig bedrag landelijke commerciële radio-omroep 2011

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 14 augustus 2013, worden de hoger beroepen van Sky Radio Nederland B.V., Q-Music Nederland B.V. en Radio 538 B.V. behandeld. Deze appellanten hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 14 juni 2012, waarin hun beroepen tegen besluiten van de Minister van Economische Zaken, Agentschap Telecom, niet-ontvankelijk zijn verklaard. De besluiten betroffen de Regeling vaststelling eenmalig bedrag landelijke commerciële radio-omroep 2011, die algemeen verbindende voorschriften bevat waartegen geen rechtsmiddelen openstaan volgens de Algemene wet bestuursrecht.

De procedure in hoger beroep begon met brieven van de appellanten op 24 juli 2012, waarna de minister een verweerschrift indiende. Het College besloot, met toestemming van partijen, het onderzoek ter zitting achterwege te laten en sloot het onderzoek op 24 juli 2013. De appellanten stelden dat hun bezwaren tegen de Regeling ten onrechte niet-ontvankelijk waren verklaard en dat de hoger beroepen enkel dienden ter bewaring van hun rechten.

De minister betoogde dat de Regeling als een algemeen verbindend voorschrift geldt. Het College oordeelde dat de Regeling zelfstandige normstellingen bevat die van toepassing zijn op alle vergunninghouders van landelijke commerciële radio. De Regeling heeft externe werking en richt zich tot een onbeperkte groep rechtssubjecten, waardoor zij geschikt is voor herhaalde toepassing. Het College bevestigde de uitspraak van de rechtbank dat de bezwaren van appellanten terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 augustus 2013.

Uitspraak

uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
zaaknummers: 12/746, 12/748 en 12/750
15306
Uitspraak van de meervoudige kamer van 14 augustus 2013 op de hoger beroepen van:

1.Sky Radio Nederland B.V., te Amsterdam,

(gemachtigde: mr. Q.R. Kroes);
2. Q-Music Nederland B.V.te Amsterdam,
(gemachtigde: mr. Q.J. Tjeenk Willink);
3. Radio 538 B.V.te Hilversum,
(gemachtigde: mr. M.I. Robichon-Lindenkamp),
hierna gezamenlijk aan te duiden als appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (de rechtbank) van 14 juni 2012 (ECLI:NL:RBROT:2012:3097; de aangevallen uitspraak) in het geding tussen appellanten
en
de Minister van Economische Zaken, Agentschap Telecom(de minister)
(gemachtigde: mr. O.F.V. de Bruijne).

1.Het procesverloop in hoger beroep

Appellanten hebben bij brieven van 24 juli 2012 hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Op 24 juli 2013 heeft het College het onderzoek gesloten.

2.De grondslag van het geschil

2.1
Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure, het wettelijk kader en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Het College volstaat met het volgende.
2.2
Op 23 maart 2011 is de Regeling vaststelling eenmalig bedrag landelijke commerciële radio-omroep 2011 (de Regeling) in werking getreden. De door appellanten tegen de Regeling ingediende bezwaren zijn door de minister bij besluiten van 15 juli 2011 (besluiten I) niet-ontvankelijk verklaard. Bij besluiten van 19 september 2011 (besluiten II) heeft de minister de besluiten I ingetrokken en de bezwaren van appellanten wederom niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep bij de rechtbank was gericht tegen de besluiten I en II.

3.De uitspraak van de rechtbank

De rechtbank heeft de beroepen van appellanten tegen de besluiten I niet-ontvankelijk verklaard en de beroepen van appellanten tegen de besluiten II ongegrond verklaard.

4.De standpunten van partijen in hoger beroep

4.1
Appellanten hebben aangevoerd dat hun bezwaren tegen de Regeling ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard. De hoger beroepen dienen louter ter bewaring van de rechten van appellanten, om te voorkomen dat de Regeling jegens hen formele rechtskracht zou krijgen als gevolg van het onbenut laten van een rechtsmiddel.
4.2
De minister betoogt dat de Regeling als een algemeen verbindend voorschrift heeft te gelden.

5.De beoordeling van het geschil in hoger beroep

5.1
Op 1 januari 2013 is de Wet aanpassing bestuursprocesrecht in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wet op dit geding van toepassing blijft.
5.2
Appellanten komen in hoger beroep enkel op tegen het oordeel van de rechtbank dat de minister de bezwaren van appellanten tegen de Regeling terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
5.3
De Regeling bevat naar het oordeel van het College zelfstandige normstellingen die gelden voor alle verkrijgers of houders van een vergunning voor landelijke commerciële radio die verleend is, respectievelijk waarvan de geldigheidsduur is verlengd met toepassing van de Regeling verlenging en digitalisering landelijke commerciële radio-omroep. De Regeling heeft externe werking en richt zich in beginsel tot een onbeperkte groep van rechtssubjecten waardoor zij geschikt is voor herhaalde toepassing. Daarbij bevat de Regeling algemene regels die verder strekken dan het bepalen van de werkingssfeer van al bestaande algemeen verbindende normen. Met de rechtbank is het College van oordeel dat de Regeling dan ook algemeen verbindende voorschriften bevat. Artikel 8:2, aanhef en onder a (oud) van de Algemene wet bestuursrecht sluit beroep tegen een dergelijk besluit uit, zodat het bezwaar van appellanten daartegen terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
5.3
De hoger beroepen falen en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.4
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

6.De beslissing

Het College bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam, mr. H. Bolt en mr. M. van Duuren, in aanwezigheid van mr. G.D. Kleijne, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2013.
w.g. R.C. Stam w.g. G.D. Kleijne