ECLI:NL:CBB:2013:125

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
30 augustus 2013
Publicatiedatum
13 september 2013
Zaaknummer
AWB 12/933
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvragen S&O-verklaring voor speur- en ontwikkelingswerk door de minister van Economische Zaken

In deze zaak gaat het om de afwijzing van aanvragen voor een S&O-verklaring door de minister van Economische Zaken. Appellanten, een bedrijf en een andere partij, hadden aanvragen ingediend voor een S&O-verklaring voor de periode januari tot en met juni 2012, maar deze werden gedeeltelijk afgewezen. De minister oordeelde dat de werkzaamheden die appellanten in het kader van hun projecten uitvoerden, niet voldeden aan de criteria voor speur- en ontwikkelingswerk zoals vastgelegd in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (Wva).

De appellanten hadden verschillende deelprojecten ingediend, waaronder de ontwikkeling van een nieuwe weegtechniek en demontabele losbuizen. De minister stelde dat de aanvragen onvoldoende aanknopingspunten boden om te concluderen dat er sprake was van speur- en ontwikkelingswerk. De appellanten voerden aan dat voor vergelijkbare projecten in een latere periode wel S&O-verklaringen waren toegekend, maar de minister betwistte dit en stelde dat de informatie die aan de aanvragen ten grondslag lag, niet voldoende was.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat de appellanten niet in staat waren om de technische knelpunten en oplossingsrichtingen voor hun projecten helder te formuleren. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de minister ten onrechte had geoordeeld dat er geen sprake was van speur- en ontwikkelingswerk voor het project “wegen”, maar dat de andere projecten niet aan de criteria voldeden. Het College verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de afwijzing van de aanvraag voor het project “wegen”. De minister werd opgedragen om binnen vier weken een nieuwe beslissing te nemen op basis van deze uitspraak.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

Zaaknummer: 12/933
27000

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 augustus 2013 in de zaak tussen

[bedrijf1] en [bedrijf2], te [vestigingsplaats], appellanten(gemachtigde: G.H.M. Knippenborg),

en

de minister van Economische Zaken, verweerder

Procesverloop

Bij twee besluiten van 10 mei respectievelijk 15 mei 2012 (de primaire besluiten) heeft verweerder de afzonderlijke aanvragen van appellanten voor een S&O-verklaring als bedoeld in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (Wva) voor de periode januari tot en met juni 2012 gedeeltelijk afgewezen.
Bij besluit van 2 augustus 2012 (bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van appellanten ongegrond verklaard.
Appellanten hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend .
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juli 2013. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1.
Ten behoeve van de uitvoering van een drietal projecten, opgedeeld in verschillende deelprojecten, hebben appellanten afzonderlijke aanvragen ingediend voor een S&O-verklaring die betrekking heeft op de periode van januari 2012 tot en met juni 2012. Bij brief van 29 maart 2012 heeft verweerder om nadere informatie gevraagd. Bij brieven van 19 april 2012 en 1 mei 2012 hebben appellanten gereageerd.
Uit de nadere informatie van appellanten blijkt dat de volgende projecten zijn te onderscheiden: het hoofdproject “ontwikkeling bulkwagen 2020” met deelprojecten “wegen”, “nieuwe verbindingen”, “niet-scheurende tank” en “demontabele losbuis”, projectlijn 1 “optimaal lossen en laden” met als deelprojecten “snel laden”, “snel lossen” en “exact laden en lossen” en projectlijn 2 “optimalisatie generieke tankconstructie”.
De aanvragen zijn door verweerder afgewezen voor zover betrekking hebbend op de vier (deel)projecten “wegen”, “demontabele losbuis”, “snel lossen” en “optimalisatie generieke tankconstructie” op de grond dat deze projecten niet zijn aan te merken als speur- en ontwikkelingswerk in de zin van artikel 1, eerste lid, Wva. Verweerder heeft geoordeeld dat appellanten niet duidelijk hebben gemaakt dat de werkzaamheden in het kader van deze (deel)projecten verder gaan dan reguliere engineering en het toepassen van bestaande technieken (artikel 1, onder d, Afbakeningsregeling speur- en ontwikkelingswerk 1997). Dit standpunt heeft verweerder in de beslissingen op bezwaar gehandhaafd.
2.
Op grond van artikel 1, eerste lid, onder n, 2°, Wva, zijn speur- en ontwikkelingswerkzaamheden systematisch georganiseerde werkzaamheden, die direct en uitsluitend gericht zijn op de ontwikkeling van voor de aanvrager van een S&O-verklaring technisch nieuwe (onderdelen van) fysieke producten.
In geschil is of verweerder terecht heeft geoordeeld dat de werkzaamheden in het kader van de eerder genoemde vier (deel)projecten niet zijn aan te merken als speur- en ontwikkelingswerk in de zin van de Wva.
3.
Uit de stukken en de toelichting ter zitting leidt het College af dat appellanten de volgende (deel)projecten (willen) ondernemen.
Het deelproject “wegen” omvat de ontwikkeling van een technisch nieuwe weegtechniek op basis van vormveranderingen in de oplegger. Het wegen moet plaatsvinden als de auto op de handrem staat en er derhalve spanningen op de oplegger staan. Technisch knelpunt is dat door de voortdurende vormveranderingen van de oplegger door lossen de voor de weging gebruikte rekstrook geen exact nulpunt kan bepalen. In dit project wordt gezocht naar de plek op de oplegger die de goede weegcurve weergeeft. Ten behoeve van dit project wordt samengewerkt met een toeleverancier die een kastje ontwikkelt voor de verwerking van de data.
Het deelproject “demontabele losbuizen” omvat de ontwikkeling van een buis met afsluiter ten behoeve van het lossen van producten (meel, korrel) met verschillende stromingseigenschappen. Met een demontabele in plaats van vaste losbuis kunnen bulkwagens voor verschillende producten worden ingezet. De technische knelpunten zijn de koppeling tussen losbuis en bulkwagen (stabiel, licht, luchtdicht) en de luchttoevoer naar de losbuis (drukopbouw). Ten behoeve van dit laatste knelpunt richt de ontwikkeling zich op een nieuw te ontwikkelen afsluiter die rekening houdt met de eigenschappen van het te lossen product (halfronde kogel voor korrel en vlinderklep voor meel).
Het deelproject “snellossen” omvat in de aangevraagde periode de ontwikkeling van een geluidabsorberende omkasting waarmee het hoge geluidsniveau van een nieuw ontwikkelde snellossende blower wordt teruggebracht. Belangrijkste knelpunten zijn aanstroming en uitstroming van de lucht enerzijds en de geluidsproductie anderzijds. Of, zoals in de pleitnota is verwoord, het verenigen van de eis van geluidsdemping (volledige omkasting) en de eis van luchttoevoer voor de werking en koeling van de blower (aan- en uitstroomopeningen). Daarnaast geldt dat er weinig ruimte is om de omkasting te realiseren. De ontwikkeling richt zich op een U-vormige omkapseling waarbij een luchtstroom de blower koelt.
Het project “optimalisatie generieke tankconstructie” beoogt een designwindow te ontwikkelen voor een nieuwe tank/oplegger. Daarbij wordt in kaart gebracht waar zich de sterke en zwakke punten van de tank bevinden, wordt de mogelijkheid van nieuwe (hybride) materialen onderzocht en nagegaan welke constructie optimaal is. Na de ontwikkeling van een theoretisch optimum, kan een nieuwe fysieke tank worden ontwikkeld.
Appellanten hebben erop gewezen dat voor de deelprojecten “wegen”, “demontabele losbuizen” en “snellossen” op basis van dezelfde informatie wel S&O-verklaringen zijn toegekend voor de periode juli 2012 tot en met december 2012.
4.
Verweerder heeft gesteld dat de omschrijving van de werkzaamheden door appellanten algemeen en functioneel van aard is en onvoldoende aanknopingspunten bevat om tot de conclusie te komen dat sprake is van speur- en ontwikkelingswerk. Ontwikkeling is een systematisch georganiseerde activiteit gericht op het tot stand brengen van voor de aanvrager technisch nieuwe (onderdelen van) fysieke producten. Het karakter van ontwikkelingswerk is “zoeken”en “bewijzen”. “Zoeken” is het vanuit een bekend technisch probleem trachten een voor de aanvrager technisch nieuwe oplossing te vinden. “Bewijzen” is het aantonen of een oplossing technisch realiseerbaar is. Hieraan voldoen de vier (deel) projecten niet.
Het deelproject “wegen” omvat het aankopen van een rekstrook en het zoeken en vinden van de optimale positionering voor het plaatsen daarvan. Dat moet worden aangemerkt als werkzaamheden met betrekking tot het invoeren en aanpassen van aangeschafte of aan te schaffen technologie en producten (artikel 1, onder d, Afbakeningsregeling). Appellanten hebben onvoldoende duidelijk gemaakt dat het gaat om een technisch nieuw (onderdeel van) een fysiek product. Gevraagd naar het fysieke aspect tijdens de hoorzitting in bezwaar, hebben appellanten gewezen op “de kastjes schuine streep het geheel wat dan het meetsysteem is”. Uit het beroepschrift blijkt dat de werkzaamheden zijn gericht op het zoeken en vinden van de optimale positie voor het plaatsen van een van derden aangeschafte rekstrook. Dit wordt aangemerkt als werkzaamheden met betrekking tot het invoeren en toepassen van aangeschafte technologie en producten dan wel onderdelen daarvan. In dit deelproject wordt samengewerkt met de leverancier van een “kastje”. Dat kastje wordt ingekocht. Niet is aannemelijk geworden dat appellanten zelf eventuele technische knelpunten van het kastje oplossen met eigen technische oplossingsrichtingen. Er is geen sprake van een eigen ontwikkeling van een technisch nieuw fysiek (onderdeel van een) product.
Het deelproject “demontabele losbuizen” is gericht op het ontwikkelen van een technisch nieuwe losbuis om alle soorten inhoud van de oplegger te lossen, gemakkelijk te reinigen is en zo licht mogelijke koppelingen bevat. In de aanvraag en het bezwaar is aangegeven dat het technisch knelpunt was dat de buis zo licht mogelijk moet worden ontwikkeld. In de hoorzitting in bezwaar is aangegeven dat het voorkomen van contaminatie van de verschillende te vervoeren stoffen van belang was. Daarom moet de losbuis zo geconstrueerd worden dat reiniging eenvoudig is. Deze problemen bij de realisatie zijn randvoorwaarden/eisen en geen problemen van technische aard. Welke technische knelpunten er worden opgelost en wat de oplossingsrichtingen zijn, wordt niet aangegeven. In beroep is naar voren gekomen dat de werkzaamheden zien op de ontwikkeling van verschillende losbuizen met verschillende afsluiters. Als technische knelpunten zijn aangeven: het gewicht, de eenhandsbediening en dat de buis onbeschadigd moet blijven tot een druk van 2 bar. Niet komt naar voren met welke technische oplossingsrichtingen appellanten de problemen willen gaan aanpakken en wat zij dus zelf willen ontwikkelen. De werkzaamheden zijn dan ook niet aan te merken als speur- en ontwikkelingswerk.
In het deelproject “snellossen” willen appellanten een oplossing vinden voor de geluidsproductie van een nieuwe pomp. De als knelpunten aangemerkte omstandigheden (weinig ruimte, bepalen van de benodigde absorptie) zijn echter veeleer eisen of randvoorwaarden. Er is dan ook geen sprake van speur- en ontwikkelingswerk.
Het project “optimalisatie generieke tankconstructie” wordt – zo blijkt uit het beroepschrift – door appellanten aangemerkt als de ontwikkeling van een technisch nieuwe (sofware) designwindow. Dit is nieuwe informatie die niet betrokken kon worden in de beoordeling van de aanvraag, maar leidt niet tot een ander oordeel aangezien niet aannemelijk is gemaakt dat sprake is van de zelfstandige ontwikkeling van voor hen technisch nieuwe programmatuur of onderdelen daarvan. De technische knelpunten zijn niet duidelijk en de oplossingsrichting evenmin. Ook is het niet aan te merken als onderdeel van een technisch nieuw fysiek product, gezien het wettelijk onderscheid dat tussen beide type projecten wordt gemaakt. Voor zover dit project betreft het verzamelen van parameters die van invloed zijn op de sterkte van de tank, zijn dat geen werkzaamheden die erop gericht zijn om bepaalde problemen van technische aard op in technologische zin geheel nieuwe wijze op te lossen met bepaalde technische oplossingsrichtingen. Appellanten richten zich bedrijfsmatig op het ontwikkelen van tanks/bulkwagens en hebben veel kennis, ervaring en expertise op dit gebied. Deze werkzaamheden zijn dan ook niet aan te merken als speur- en ontwikkelingswerk.
Ten aanzien van de toekenning van S&O-verklaringen voor de deelprojecten “wegen”, “demontabele losbuizen” en “snellossen” voor de periode juli 2012 tot en met december 2012 merkt verweerder op dat aan die aanvragen meer informatie ten grondslag lag dan aan de aanvragen hier in geschil. Het bestreden besluit dient beoordeeld te worden aan de hand van de informatie die in de aanvraag- en bezwaarprocedure naar voren is gebracht. Uit die door appellanten verstrekte informatie wordt niet duidelijk welke technische knelpunten zij in de onderhavige aanvraagperiode hebben willen oplossen en met welke technische oplossingsrichtingen.
5.
Zoals het College al eerder heeft overwogen (zie onder meer de uitspraak van 21 december 2004, AWB 03/1197, LJN AS2016) is bij de beoordeling van een aanvraag allereerst van belang of uit hetgeen in de aanvraag is beschreven, kan worden afgeleid welke speur- en ontwikkelingswerkzaamheden de aanvrager voornemens is te gaan verrichten. Daarnaast kan acht worden geslagen op informatie die in de beoordelingsfase door verweerder bij appellanten is verkregen.
In het voorliggende geschil hebben appellanten vormvrije aanvragen ingediend en nadien, op verzoek van verweerder en in bezwaar, nadere informatie over de beoogde projecten verstrekt. In de stukken van 19 april 2012 en 1 mei 2012 is specifieke projectinformatie verstrekt en in de hoorzitting in bezwaar op 12 juli 2012 zijn de projecten nog eens in detail aan de orde geweest.
Zoals verweerder terecht heeft opgemerkt, dient de rechtmatigheid van het bestreden besluit te worden beoordeeld aan de hand van de op dat moment beschikbare informatie. Verweerder heeft zich niet op het standpunt gesteld dat daaronder niet valt de gedurende de bezwaarfase verkregen informatie en het College ziet in hetgeen verweerder heeft aangevoerd ook geen andere aanleiding om die informatie buiten beschouwing te laten.
Ten aanzien van het project “wegen” oordeelt het College dat verweerder op basis van de informatie die in de aanvraag- en bezwaarfase door appellanten is verstrekt ten onrechte heeft geoordeeld dat geen sprake is van speur- en ontwikkelingswerk. Uit de stukken blijkt dat de activiteiten van appellanten in dit project erop gericht zijn om een on-site weegsysteem te ontwikkelen waarmee de hoeveelheid gelost product kan worden bepaald. Dit is voor opleggers die niet met een “vast” weegsysteem zijn uitgerust. Het wegen van het gelost product geschiedt aan de hand van het registreren van gewichtsindicatoren aan de oplegger. Het exact meten aan de constructiedelen van de oplegger zonder dat gebruik wordt gemaakt van weegcellen is technisch nieuw. Knelpunt is dat het gewichtsnulpunt moeilijk te bepalen is door vormveranderingen van de oplegger. In dit project wordt de oplossing gezocht in een juist gepositioneerde rekstrook. Ten behoeve van dit project wordt samengewerkt met een toeleverancier die een kastje ontwikkelt voor de verwerking van de data.
Blijkens de stukken heeft verweerder zich met name gericht op de technische nieuwheid van een of meer onderdelen van het door appellanten te ontwikkelen product (de rekstrook, het kastje) en dat product onvoldoende in zijn totaliteit (een nieuwe techniek voor het wegen van opleggers) beschouwd. Ten aanzien van het fysieke aspect van dit product overweegt het College dat de combinatie van de juist geplaatste rekstrook en meetkastje een weegsysteem oplevert, dat tastbaar is en technologisch nieuw. Dat dit deelproject niet zou voldoen aan de definitie van artikel 1, eerste lid, onder n, 2°, Wva vermag het College dan ook niet in te zien.
Ten aanzien van de projecten “demontabele losbuizen”, “snellossen” en “optimalisatie generieke tankconstructie” volgt het College het oordeel van verweerder dat geen sprake is van S&O omdat de technische knelpunten c.q. de beoogde technische oplossingsrichtingen niet duidelijk zijn.
Uit de stukken blijkt dat in de beschrijvingen van het project “demontabele losbuizen” door appellanten steeds verschillende projectkarakteristieken als technisch knelpunt gepresenteerd worden (het gewicht, de eenhandsbediening, onbeschadigd blijven buis tot een druk van 2 bar, voorkomen contaminatie/eenvoudige reiniging) en niet voldoende duidelijk is welke oplossingsrichting(en) beoogd is/zijn. Het project mist daardoor de kenmerken die het tot een S&O-project maken, te weten betrekking hebbend op werkzaamheden met een systematisch en georganiseerd karakter.
Ten aanzien van het project “snellossen” overweegt het College dat in dit project, zoals door appellanten gepresenteerd bij de aanvraag, in bezwaar en in beroep niet zozeer knelpunten worden beschreven die door middel van een in technologische zin nieuwe oplossing worden aangepakt, maar veeleer praktisch problemen (hoge geluidsniveau nieuwe blower, weinig ruimte, warmteontwikkeling) waarvoor de oplossing(srichting) nog onduidelijk is, en voor zover wel duidelijk – een omkasting met absorptieplaten – niet technisch nieuw. Eerst ter zitting bij het College hebben appellanten het technische knelpunt en de oplossingsrichting geformuleerd. Aangezien, zoals reeds overwogen, de rechtmatigheid van het bestreden besluit dient te worden beoordeeld aan de hand van de in de aanvraag- en bezwaarfase verkregen informatie, betrekt het College deze toelichting niet bij de beoordeling. Het project is dan ook terecht niet opgevat als een S&O-project vanwege het ontbreken van technische knelpunten en oplossingsrichting(en).
Ten aanzien van het project “optimalisatie generieke tankconstructie” tenslotte overweegt het College dat de werkzaamheden zijn gericht op het ontwikkelen van een designwindow voor een geoptimaliseerde tank/oplegger en derhalve in feite op het in kaart brengen van technische knelpunten en oplossingsrichtingen. Dit project is dan ook terecht niet aangemerkt als S&O-project.
Ten aanzien van de toekenning van S&O-verklaringen door verweerder voor de projecten “wegen”, “demontabele losbuis” en “snel lossen” voor de periode juli 2012 tot en met december 2012 (de periode die volgt op de periode die in dit geschil aan de orde is), overweegt het College dat de Wva voorziet in periodieke beoordeling van S&O-aanvragen waarbij iedere aanvraag op zich staat en zelfstandig getoetst wordt. Dat aan de toegekende aanvragen dezelfde informatie ten grondslag lag als aan de aanvragen hier in geschil, zoals appellanten stellen, wordt door verweerder betwist. Aangezien appellanten hun stelling niet nader hebben onderbouwd, kan reeds daarom het gestelde niet tot een ander oordeel ten aanzien van de projecten “demontabele losbuis” en “snel lossen” leiden.
6.
Het beroep is gegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College:

- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarin de afwijzing van de aanvragen voor S&O-verklaringen in verband met het project “wegen” voor de periode januari 2012 tot en met juni 2012 is gehandhaafd;
- draagt verweerder op binnen 4 weken na verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht ad € 310,00 aan appellanten te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Duuren, in aanwezigheid van mr. P.H. Broier, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2013.
w.g. M. van Duuren w.g. P.H. Broier
Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het bestuursorgaan beroep in cassatie instellen ter zake van schending van de artikelen 1 en 2 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen met betrekking tot het bepaalde omtrent de begrippen 'inhoudingsplichtige', 'aangiftetijdvak', 'loon', 'onderneming', 'fiscale eenheid' en 'werknemer' (artikel 30, vierde lid, Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen).