3. Het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerster op beide bezwaarschriften beslist. Zij heeft daarbij – onder meer – het volgende overwogen.
De bezwaarschriften betreffen het niet trendmatig aanpassen van een deel van de maximumtarieven voor orthodontische behandelingen door tandartsen algemeen practici (D-tarieven) per 1 januari en 1 augustus 2007. De bestreden tariefbeschikkingen houden een voortzetting in van het beleid dat eind 2005 in gang is gezet en voor het eerst is verwerkt in de D-tarieven met ingang van 1 januari 2006. Daartoe is besloten om het verschil tussen de D- en O-tarieven niet groter te laten worden.
Voor het jaar 2006 is geen bezwaar gemaakt tegen de bevriezing.
In de beleidsregels waarop de tariefbeschikkingen gebaseerd zijn, is bepaald dat geen toepassing wordt gegeven aan de beleidsregels op grond waarvan de tarieven voor de vrije beroepsbeoefenaren jaarlijks trendmatig worden verhoogd. Het betreft niet een uitzondering op grond van artikel 4:84 Awb. De nieuwe beleidsregels zijn in de plaats gekomen van de bestaande beleidsregels.
De beleidsregels zijn door verweerster vastgesteld en de minister heeft geen gebruik gemaakt van zijn vernietigingsbevoegdheid uit hoofde van artikel 9 Wmg.
De prestatieomschrijvingen van de orthodontische verrichtingen door tandartsen zijn per 1 januari 2006 gelijk aan die van de orthodontisten. In de bijbehorende tariefbeschikkingen is echter, in het kader van het gelijktrekken van D- en O-tarieven voor dezelfde behandelingen geen gelijk tarief vastgesteld. Het verschil is ontstaan onder de voormalige Wet tarieven gezondheidszorg (Wtg), die als uitgangspunt had dat de tarieven werden vastgesteld voor bepaalde categorieën ‘organen van gezondheidszorg’. Door de stapsgewijze verlaging van de tarieven orthodontie die verweerster vanaf 1 januari 2005 in gang heeft gezet, zijn de meeste D-tarieven inmiddels hoger dan de O-tarieven voor dezelfde verrichtingen.
De Wmg gaat, anders dan voorheen de Wtg, uit van een functionele omschrijving van de zorg. Verweerster streeft op termijn naar een gelijkstelling van D- en O-tarieven. Verweerster werkt aan het project ‘herziening mondzorg’. In afwachting van de uitkomsten van het onderzoek naar de bekostiging is ervoor gekozen om de verschillen tussen de tarieven niet groter te laten worden. Om dit te bewerkstelligen heeft verweerster de D-tarieven in 2007 bevroren op het niveau van 2006. De D- tarieven worden vervolgens vanaf 2008 geleidelijk afgebouwd. Verweerster acht de bevriezing als eerste stap voor de gelijkstelling redelijk, temeer omdat de bevriezing voor een vaststaande periode geldt, namelijk totdat het onderzoek naar de bekostigingsstructuur is afgerond. In dit verband merkt verweerster nog op dat zij eind 2007 twee consultatiedocumenten heeft uitgebracht, waarin wordt geconcludeerd dat toegewerkt moet worden naar functionele bekostiging in de mondzorg. Het College voor zorgverzekeringen (CVZ) heeft eind 2007 een rapport uitgebracht over vergelijkbaarheid en kwaliteit van de prestaties orthodontische zorg. Dit rapport en de reacties daarop zullen worden meegewogen in de bezwaarzaken met betrekking tot de D-tarieven in 2008. Verweerster verwacht begin 2009 haar visie ter zake aan de Minister te kunnen uitbrengen.
In de maand juli 2007 zijn de D-tarieven tijdelijk trendmatig verhoogd geweest. Naar aanleiding van verschillende signalen van consumentenorganisaties over de nadelige effecten van de verhoging voor de consument, heeft verweerster besloten deze trendmatige verhoging alsnog op te schorten. Verweerster wijst op het consumentenbelang dat in de Wmg is verankerd en op grond waarvan het niet gewenst is de tarieven in afwachting van de gelijkstelling verder uiteenlopen. De bevriezing van de D-tarieven leidt ertoe dat tariefschommelingen worden voorkomen. De consument heeft belang bij een transparante tarifering, waarbij geen verschillen bestaan tussen soorten zorgaanbieders voor dezelfde zorg. Het is niet gerechtvaardigd consumenten hogere kosten te laten betalen dan redelijkerwijs nodig is.
Het gaat bij de jaarlijkse trendmatige aanpassing om een relatief kleine aanpassing die een fractie van het tarief betreft. De D-tarieven betreffen slechts een klein deel van de omzet van de tandarts. In dit verband heeft appellante tijdens de hoorzitting in januari 2008 aangevoerd dat het aantal orthodontische behandelingen dat door tandartsen algemeen practici wordt uitgevoerd zeer gering is. Het zou gemiddeld gaan om 5 patiënten per jaar. Verweerster heeft aldus het belang van de consument bij transparante en stabiele tarieven terecht zwaarder laten wegen dan het financiële belang van de tandartsen bij een trendmatige aanpassing.
Daarnaast is verweerster in de loop van 2007 geconfronteerd met een nieuw, onvoorzien feit, met ongewenste effecten voor de consument: na de verlaging van de O-tarieven hebben veel orthodontisten zich laten uitschrijven uit het specialistenregister van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Zij zijn nu geregistreerd als tandarts en kunnen als gevolg daarvan de hogere D-tarieven declareren. Verweerster concludeert hieruit dat de zorgprestaties van de orthodontist en de tandarts kwalitatief en inhoudelijk gelijk zijn. Het tarief wordt immers vastgesteld voor een bepaalde prestatie. Hieruit volgt dat in beginsel dezelfde maximumtarieven voor deze prestaties zouden moeten gelden. Ook dit is een reden om de tarieven niet verder uiteen te laten lopen.
Bij de vaststelling van het tarief gaat verweerster ervan uit dat het tarief voldoende moet zijn om redelijkerwijs de zorg te kunnen leveren. In beginsel geldt dat voor dezelfde prestaties dezelfde prijs, gebaseerd op het meest efficiënte niveau van zorgverlening moet gelden. Voor de orthodontische zorg is dit het tariefniveau van de orthodontist, gelet op onder meer de ontwikkelingen in de praktijkvoering van orthodontisten, zoals technologische vernieuwing, schaalvergroting en de inzet van hulppersoneel. Bij dit uitgangspunt past een verhoging van de D-tarieven niet, terwijl de maximumtarieven van de orthodontisten dalen.
Verweerster kan dan ook de stelling van appellante niet volgen dat het redelijk is dat een consument die kiest voor een orthodontische behandeling bij een tandarts een hoger tarief moet betalen dan bij een orthodontist.
Het staat verweerster vrij haar beleid te wijzigen en toepasselijke beleidsregels aan te passen, mits dit gebeurt met inachtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Uit het voorgaande blijkt dat de bevriezing van de D-tarieven op het niveau 2006 op basis van een redelijke belangenafweging heeft plaatsgevonden. Er is naar verweersters oordeel ook geen sprake van détournement de pouvoir in de vorm van met de Wmg strijdige inkomenspolitiek. De bevriezing betreft geen wijziging van het inkomensbestanddeel in de tarieven. Het norminkomen dat als uitgangspunt wordt gehanteerd, blijft ongewijzigd.
Het is de taak van verweerster om een adequaat tarief vast te stellen ter dekking van inkomen en praktijkkosten van zorgaanbieders. Het tarief moet daarnaast de betaalbaarheid en de toegankelijkheid van orthodontische zorg voor de consument ten goede komen. Dat is in het onderhavige geval gebeurd.
De gestelde strijdigheid met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) wijst verweerster van de hand. Er is niet duidelijk gemaakt welk eigendom wordt aangetast. Voorts is verweerster van oordeel dat de tariefregulering, gelet op het publieke belang van een evenwichtig stelsel van tarieven in de gezondheidszorg, noodzakelijk en proportioneel kan worden geacht. Er is geen sprake van inkomenspolitiek, maar van de vaststelling van een evenwichtig tarief voor orthodontische zorg. Verweerster heeft daarbij zowel de belangen van de consument als die van de tandartsen meegewogen. Zij ziet niet in waarom door de bevriezing van een deel van de D-tarieven het gebruik van (praktijk)eigendom van tandartsen disproportioneel zou zijn ontnomen dan wel beperkt of anderszins onevenredig gereguleerd.
De tariefvaststelling vormt geen belemmering van het recht van vrije vestiging en er is geen strijd met andere bepalingen uit het EG-verdrag met betrekking tot het vrije verkeer tussen de lidstaten.
Het beleid van verweerster en de daarop gebaseerde tariefverlaging zijn in overeenstemming met de Wmg en de doelstelling daarvan tot stand gekomen. Een van de doelstellingen van de Wmg is kostenbeheersing in de gezondheidszorg. Met het oog hierop heeft verweerster tot taak een evenwichtig stelsel van tarieven te creëren. Hierbij wordt het algemeen consumentenbelang vooropgesteld. De betaalbaarheid en toegankelijkheid van orthodontische zorg voor de consument worden mede bepaald door de hoogte van de gereguleerde maximumtarieven.
De gereguleerde D-tarieven die een tandarts in Nederland maximaal in rekening kan brengen, gelden zonder onderscheid voor alle in Nederland gevestigde tandartsen. Tandartsen die onderdaan zijn van een andere lidstaat kunnen zich vrij vestigen in Nederland voor zover aan de wettelijke kwaliteitseisen wordt voldaan. Deze kwaliteitseisen worden overigens mede door de beroepsgroep gesteld. Hiertegen verzetten de Europese bepalingen zich niet.
Ten slotte is verweerster niet gebleken van bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 Awb op grond waarvan zou moeten worden afgeweken van de, overeenkomstig de rechtmatige beleidsregels vastgestelde tariefbeschikkingen.