4.6.1 Netbeheer is van mening dat het gebruik van de term 'leveringsdruk' ten aanzien van de kleine aansluitingen in strijd is met het vereiste dat de TCG wordt vastgesteld met inachtneming van het belang van de bevordering van doelmatig handelen van netgebruikers. Voorts is het systeem in strijd met het kostenveroorzakingsbeginsel en met artikel 10, eerste lid, Gaswet, waarin netbeheerders wordt opgedragen hun net op economische voorwaarden in werking te hebben. De fysieke werkelijkheid is dat niet in elk gebied in Nederland lagedruknetten zijn aangelegd. Niettemin schrijft het systeem in de TCG voor dat een afnemer met een hogedruknet voor de deur een aansluiting op het lagedruknet inclusief bijbehorend tarief krijgt, wanneer hij daarom vraagt. Een lagedrukaansluiting op een hogedruknet vergt een lokale drukreductieset. De kosten voor een dergelijke reduceerset zijn aanzienlijk. De afnemer betaalt hier desgewenst het veel lagere tarief voor een aansluiting op een lagedruknet voor. De werkelijke kosten dienen dan te worden gesocialiseerd, hetgeen onwenselijk is. De extra kosten voor deze aansluiting worden bovendien niet gedekt door de tarieven van dat jaar, waardoor de netbeheerders een onderdekking hebben op deze specifieke tariefcomponent. Daarom heeft Netbeheer voorgesteld om de term 'leveringsdruk' te veranderen in 'netdruk'. Dat zou ook in lijn zijn met artikel 2.1.1.2 van de Transportvoorwaarden Gas-RNB.
De maximering van de meerlengtevergoeding in artikel 2.5.2.7 TCG kan leiden tot de situatie dat een netbeheerder veel minder in rekening brengt dan normaal gesproken het geval zou zijn. Dit is in strijd met het kostenveroorzakingsbeginsel. Netbeheer pleit ervoor de systematiek zoals die bij de TarievenCode Elektriciteit wordt toegepast ook in de TCG op te nemen. De factor 1,3 is volgens verweerder gestoeld op een theoretische benadering van hoe de lengte van het kortstmogelijke tracé zich gemiddeld genomen verhoudt tot de rechtelijnsafstand tussen de te verbinden punten. Deze factor is niet geschikt als limiet, maar enkel als gemiddelde factor.
4.6.2 Verweerder heeft erop gewezen dat hij de belangen als bedoeld in artikel 12f Gaswet tegen elkaar af moet wegen en dan kan besluiten om het ene belang boven het andere te laten gaan. Het belang van het bevorderen van doelmatig handelen van netgebruikers is slechts één van de belangen waarmee rekening moet worden gehouden. Verweerder heeft het belang van transparantie zwaar gewogen en dit belang laten prevaleren. Netbeheer gaat eraan voorbij dat, als een gastransportnet zodanig is geconfigureerd dat de netbeheerder veel reduceersets moet gebruiken, dit tot gevolg zal hebben dat de EAV (relatief) hoog wordt. De kosten en tarieven zijn dan in lijn met elkaar. Hiermee is voldaan aan het beginsel van kostenoriëntatie. Als bij een bepaalde netbeheerder relatief veel lagedrukaansluitingen op het hogedruknet worden aangebracht, is het aan deze netbeheerder hierop in te spelen. De netbeheerder wordt op die manier geprikkeld zijn gastransportnet zo in te richten dat hij dit op economische voorwaarden in werking heeft.
Met de koppeling van meerlengte aan het dichtstbijzijnde punt in het transportnet met een drukniveau dat ten minste gelijk is aan de leveringsdruk heeft verweerder willen voorkomen dat netbeheerders geprikkeld worden kleinverbruikers met een zeer lange aansluitleiding aan te sluiten op een lagedruknet in plaats van op een (dichterbij gelegen) hogedruknet, om dan via de meerlengtevergoeding de meerkosten direct vergoed te krijgen. Het doel is immers afnemers vooraf duidelijkheid te verschaffen over aansluittarieven. Vervolgens moet de afstand tussen dat dichtstbijzijnde punt en het overdrachtspunt eenduidig en objectief worden bepaald (transparantie). Een aansluitleiding ligt echter doorgaans niet in een rechte lijn. Wanneer deze afstand door de netbeheerder wordt bepaald, zou dit afdoen aan de transparantie. Daarom is deze afstand forfaitair bepaald. Voor zover de meerlengte het maximum overschrijdt, worden deze kosten gesocialiseerd.
4.6.3 VEMW heeft zich ter zitting - kort gezegd - bij het standpunt van verweerder aangesloten.
4.7.1 Het College overweegt dat de TCG bepalingen bevat die voorschrijven hoe de netbeheerders hun tarieven moeten berekenen, maar voor het overige - anders dan Netbeheer kennelijk meent - de bedrijfsvoering van de netbeheerders niet dicteert. De bestreden bepaling van de TCG komt derhalve niet in conflict met artikel 2.1.1.2 van de Gasvoorwaarden en staat er niet aan in de weg dat een netbeheerder in een concreet geval voor de naar zijn mening meest doelmatige wijze van aanleggen van een aansluiting kiest, ook als dat betekent dat een aansluiting niet op een hogedruknet, maar op een verderaf gelegen lagedruknet wordt gerealiseerd. Enkel de tarifering abstraheert hiervan, waardoor de meerlengte voor de berekening van de meerlengtevergoeding geacht wordt niet groter te zijn dan gemeten tot aan het (dichterbij gelegen) hogedruknet. Dit leidt ertoe dat de afnemer van tevoren meer duidelijkheid heeft over het hem in rekening te brengen tarief.
Juist is dat dit voor een concrete aansluiting tot een onderdekking kan leiden die via de EAV uiteindelijk ten laste van de overige nieuwe aangeslotenen komt. Deze benadering verstaat zich daarmee weliswaar slecht met het kostenveroorzakingsbeginsel, maar verweerder heeft dit beginsel afgewogen tegen het beginsel van transparantie van de tarieven en ervoor gekozen dit belang te laten prevaleren. Het College overweegt dat het geen twijfel lijdt dat de wetgever in de transparantie van de tarieven een mee te wegen belang heeft gezien. Dit blijkt reeds uit de systematiek van de tariefregulering, waarbij - op grond van artikel 81c, eerste lid, Gaswet - per netbeheerder en per tariefdrager - welke tariefdragers in de onderhavige TCG gedefinieerd worden - een tarief wordt vastgesteld, waaruit zoveel mogelijk op gemiddelde (efficiënte) kosten gebaseerde standaard tarieven resulteren die voor de afnemer inzichtelijkheid en voorspelbaarheid van het in rekening te brengen aansluittarief met zich brengen; het belang van transparantie vindt voorts bevestiging in de toelichting op de Regeling gas.
De keuze van verweerder om het belang van transparantie in dit geval de doorslag te laten geven acht het College - ook al zouden andere benaderingen ook verdedigbaar zijn geweest - niet onredelijk. Daarbij neemt het College in aanmerking dat de door verweerder gekozen benadering als geheel beschouwd noch eenzijdig het transparantiebeginsel volgt - in welk geval bijvoorbeeld de meerlengtevergoeding niet in de TCG zou zijn opgenomen - noch het kostenveroorzakingsbeginsel verabsoluteert - in welk geval, naast de netdruk als tariefdragers, mogelijk ook andere, het tariefbeeld minder transparant makende differentiëringen ingang zouden hebben moeten vinden - maar in meerdere of mindere mate met beide rekening houdt. Het College ziet voorts geen grond om te veronderstellen dat te socialiseren meerkosten niet binnen redelijke grenzen gehouden kunnen worden, nu de netbeheerders - zoals reeds overwogen - niet gedwongen worden om ondoelmatige bedrijfsbeslissingen te nemen.
4.7.2 Het betoog van Netbeheer in verband met de bevordering van het doelmatig handelen van netgebruikers begrijpt het College aldus dat de door verweerder in de TCG gevolgde benadering ertoe leidt dat netgebruikers betrekkelijk dure aansluitingen voor betrekkelijk lage tarieven gerealiseerd kunnen krijgen en zij aldus tot ondoelmatig handelen worden gestimuleerd. De ondoelmatigheid zou binnen deze gedachtegang dan echter in belangrijke mate het gevolg zijn van het hierboven bij 4.7.1 reeds besproken gegeven dat de tariefstructuren niet volledig kostengeoriënteerd zijn, zodat aan het betoog van Netbeheer in dit verband geen zelfstandige betekenis toekomt.
4.7.3 Artikel 10, eerste lid, Gaswet legt netbeheerders in algemene zin de taak op om hun net op economische voorwaarden in werking te hebben. Deze bepaling kan naar het oordeel van het College niet zo strikt uitgelegd worden dat elke door een netbeheerder aan een concrete afnemer verleende dienst tegen een ten minste kostendekkend tarief moet worden verleend. Duidelijk is immers dat op gemiddelde (efficiënte) kosten gebaseerde standaard tarieven - waarop de regulering ingevolge de Gaswet in essentie is gebaseerd - in sommige gevallen wel, maar in andere niet kostendekkend zullen zijn.
4.7.4 Ten aanzien van de factor 1,3 waarmee de vergoedbare meerlengte is gemaximeerd, overweegt het College het volgende. Netbeheer heeft gemotiveerd betoogd dat deze factor overeenkomt met de gemiddelde factor waarmee de leidinglengte in concrete gevallen de rechtelijnsafstand overschrijdt. Verweerder heeft dit betoog niet weersproken. Het College, gaat er daarom van uit dat deze factor inderdaad de gemiddelde afstand, en niet de maximale, benadert. Daarmee is echter niet gezegd dat verweerders keuze om deze factor desondanks als maximum te hanteren rechtens ontoelaatbaar is. Naar verweerder heeft gesteld berust deze keuze op een afweging van het kostenveroorzakingsbeginsel tegen het transparantiebeginsel. Naar het oordeel van het College is het aldus bereikte compromis tussen beide beginselen aanvaardbaar.
4.7.5 Verweerder heeft gemotiveerd uiteengezet dat de situaties bij elektriciteit en gas wat betreft aansluitingen niet vergelijkbaar zijn. Netbeheer heeft het daaromtrent door verweerder gestelde niet weersproken. Daarmee ontvalt de grondslag aan de beroepsgrond van Netbeheer dat verweerder voor de TCG de systematiek van de TarievenCode Elektriciteit had moeten volgen.