2. De beoordeling van het geschil
2.1 In geschil is of verweerder appellant terecht een randvoorwaardenkorting heeft opgelegd van 3% op de aan appellant voor het jaar 2009 te verlenen rechtstreekse betalingen.
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten voor het College komen vast te staan.
- Appellant heeft voor 2009 rechtstreekse betalingen aangevraagd.
- Op 17 juni 2009 heeft op het bedrijf van appellant een controle plaatsgevonden door een medwerker van het Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (hierna: COKZ). Hiervan is een rapport opgemaakt gedateerd 29 juni 2009.
- Naar aanleiding van het rapport van het COKZ heeft verweerder bij besluit van 29 juni 2010 een randvoorwaardenkorting van 3% op de aan appellant voor het jaar 2009 te verlenen rechtstreekse betalingen op grond van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (hierna: de Regeling) vastgesteld.
2.3 Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellant ongegrond verklaard en hiertoe, samengevat weergegeven, overwogen dat het COKZ tijdens de genoemde fysieke controle de niet-naleving heeft geconstateerd van een aantal randvoorwaarden die zijn genoemd in artikel 2, tweede lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen. Het gaat hierbij om:
- de verplichting om bij de productie van rauwe melk de algemene gezondheids-voorschriften in acht te nemen;
- de verplichting om de melkinstallaties en de lokalen waar melk wordt opgeslagen zo te bouwen, in te richten en te onderhouden dat verontreiniging van de melk zoveel mogelijk wordt beperkt;
- de verplichting het melken onder hygiënische omstandigheden te verrichten en de melk onmiddellijk gekoeld op te slaan, behalve als koeling niet noodzakelijk is in verband met (snelle) verwerkingsmethoden.
2.4 Appellant heeft, samengevat weergegeven, onder meer aangevoerd dat in het rapport en het bestreden besluit de norm waarvan hem de niet-naleving wordt verweten onjuist dan wel onnauwkeurig is omschreven. Er is geen begrijpelijk verband aanwezig tussen een aantal van de genoemde bepalingen en hetgeen bij de controle is vastgesteld.
De door het COKZ vastgestelde feiten behelzen geen overtreding van de randvoorwaarden in Bijlage III, sectie IX, Hoofdstuk I, van Verordening (EG) nr. 853/2004.
Zo is niet vastgesteld dat appellant de toegestane wachttermijn niet heeft nageleefd.
Dat de melkglazen vuil waren betreft bovendien slechts een visuele waarneming. De aard van de verontreiniging is niet genoemd. Hiermee is derhalve niet vastgesteld dat sprake is geweest van onvoldoende hygiëne.
Daarnaast vormen het feit dat de melkput spoelwater bevatte en dat de buitendeur en de deur naar de stal open stonden evenmin een niet-naleving van de randvoorwaarden. Tot slot zijn vliegen geen ongedierte als bedoeld in A2, onderdeel II, van de hiervoor genoemde Bijlage.
2.5.1 Het College overweegt als volgt. Op grond van de artikelen 4 en 5 van Verordening (EG) nr. 73/2009 en artikel 3 van de Regeling is de volledige betaling van de door de landbouwer aangevraagde rechtstreekse landbouwsteun afhankelijk gesteld van de naleving van regels op het gebied van milieu, volksgezondheid, diergezondheid en dierenwelzijn en eisen inzake een goede landbouw- en milieuconditie.
2.5.2 In geschil is of sprake is van overtreding van artikel 2, tweede lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen, in welke bepaling onder meer wordt verwezen naar artikel 3 van Verordening (EG) nr. 853/2004. Laatstgenoemd artikel bepaalt in het eerste lid dat exploitanten van levensmiddelen dienen te voldoen aan de toepasselijke bepalingen van (onder meer) bijlage III van de Verordening. Sectie IX, Hoofdstuk I, van deze bijlage ziet op de gezondheidsvoorschriften voor de productie van rauwe melk en de hygiëne op melkproductiebedrijven.
2.5.3 Het College stelt voorop dat verweerder - voordat hij tot de vaststelling van een randvoorwaardenkorting kan beslissen - dient te constateren dat van een niet-naleving van randvoorwaarden als hiervoor genoemd sprake is.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat appellant de hiervoor onder 2.3 genoemde drie randvoorwaarden niet heeft nageleefd en verwijst in dit kader naar het door het COKZ opgemaakte rapport van de fysieke controle die plaatsvond op 17 juni 2009.
2.5.4 Het College constateert dat in dit rapport onder meer het volgende is vermeld:
C: Toetsingsaspecten Waarneming Bevindingen
(1301) De verplichting bij de productie Artikel 2, lid 2, Voldoet niet
van rauwe melk de algemene Warenwetbesluit Niet aantoonbaar dat
gezondheidsvoorschriften in acht te nemen. hygiëne van levensmiddelen voorgeschreven
wachttermijn wordt nageleefd.