ECLI:NL:CBB:2012:BW0413
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit over bedrijfstoeslag en kennelijke fout in aanvraag
In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, waarin het bezwaar van appellant tegen de hoogte van het voorschot op zijn bedrijfstoeslag voor het jaar 2009 werd afgewezen. Appellant had op 22 maart 2010 beroep ingesteld tegen het besluit van 10 februari 2010, dat betrekking had op zijn aanvraag voor bedrijfstoeslag op basis van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006. De kern van het geschil betreft de vraag of er sprake was van een kennelijke fout in de aanvraag van appellant, die had geleid tot een lagere uitbetaling van toeslagrechten.
Tijdens de zitting op 2 december 2011 heeft appellant betoogd dat het onlogisch is dat hij met een areaal van 47,35 hectare slechts 33,06 toeslagrechten wilde laten uitbetalen. Hij stelde dat hij onterecht benadeeld werd door het niet aankruisen van bepaalde percelen in zijn aanvraag. De Staatssecretaris heeft echter betoogd dat er geen sprake was van een kennelijke fout, omdat het verschil tussen de aangevraagde en maximaal te verkrijgen toeslagrechten niet zo groot was dat dit bij een summier onderzoek opgevallen had moeten zijn.
Het College heeft geoordeeld dat de Staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat er geen sprake was van een kennelijke fout. Het verschil tussen de aangevraagde en maximaal te verkrijgen toeslagrechten was niet zo buitensporig dat dit bij een summiere controle had moeten opvallen. Bovendien zijn er goede redenen denkbaar voor appellant om bepaalde percelen niet voor uitbetaling in aanmerking te brengen. Het beroep van appellant is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.