ECLI:NL:CBB:2012:BV2157
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de Europese verordening inzake GLB-inkomenssteun en de gevolgen van niet-naleving van zaaizaadvereisten
In deze zaak heeft appellant, een landbouwer, beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, inzake de vaststelling van zijn bedrijfstoeslag voor het jaar 2009. Appellant had een voorschot van € 14.130,95 ontvangen, maar dit bedrag werd later verlaagd naar € 12.028,85 na herziening van de aanvraag. De Staatssecretaris had vastgesteld dat appellant niet aan de voorwaarden voldeed, omdat hij niet de juiste hoeveelheid zaaizaad had opgegeven voor de hennepproductie. Appellant had 35 kg zaaizaad per hectare opgegeven, maar had in werkelijkheid minder gebruikt, wat leidde tot een korting op zijn toeslagrechten. De procedure begon met een beroep van appellant op 27 mei 2010 tegen het besluit van 26 april 2010, dat zijn bezwaar tegen het eerdere besluit van 3 februari 2010 behandelde. Tijdens de zitting op 2 december 2011 werd vastgesteld dat appellant niet tijdig wijzigingen had doorgegeven aan de Staatssecretaris, zoals vereist door de Europese verordening. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de Staatssecretaris terecht een korting had toegepast, omdat het verschil tussen de opgegeven en geconstateerde oppervlakte groter was dan 3%. Appellant's argumenten dat hij de ontbrekende etiketten alsnog kon overleggen, werden verworpen, omdat hij niet had voldaan aan de vereisten van de verordening. Het College verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de Staatssecretaris.