5. De beoordeling van het geschil
5.1 Niet omstreden is dat een controleur van de AID het bedrijf van appellant op 11 september 2008 bezocht in het kader van een controle op een van de randvoorwaarden, namelijk de inachtneming van de Regeling identificatie en registratie van dieren. Appellant heeft, toen de controleur na enige tijd tot de conclusie kwam, dat een uitsluitend schriftelijke communicatie, als door appellant gewenst niet werkbaar was, de controleur de deur gewezen.
5.2 Ingevolge artikel 5:20 Awb is een ieder verplicht om een toezichthouder binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden en ingevolge artikel 5:16 Awb mag de toezichthouder inlichtingen vorderen.
Gelet daarop was de controleur naar het oordeel van het College in dit geval bevoegd om van appellant te vergen, dat deze mondeling zou antwoorden op mondeling aan hem gestelde vragen. Het College acht het overigens ook geenszins onbegrijpelijk dat de controleur een controle ter plaatse als hier aan de orde, waarbij uitsluitend schriftelijk (met briefjes) gecommuniceerd kon worden niet heeft willen voortzetten en daarom op een normale mondelinge communicatie heeft aangedrongen. Toen appellant in reactie daarop appellant de deur wees, heeft hij in de zin van artikel 23, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 796/2004 een (normale) voortzetting van de controle verhinderd.
5.3 Dat appellant de controleur niet vertrouwde vanwege een eerdere, volgens appellant onjuiste, rapportage van de hand van diezelfde controleur met betrekking tot een fysieke controle in 2007, geeft hem niet het recht om medewerking aan een nieuwe controle door deze controleur te weigeren. Evenmin kan het feit, dat naar appellants oordeel de controleur blijk gaf de regelgeving onvoldoende te beheersen, een dergelijke weigering rechtvaardigen. Ook kan niet gezegd worden dat verweerder aanleiding had moeten vinden een andere controleur met de controle te belasten. In dat verband is van belang, dat appellant ook met andere controleurs problemen heeft gehad, terwijl de bewuste controleur bij andere landbouwers zonder moeilijkheden controles heeft kunnen uitoefenen.
Indien appellant reden had om de controleur niet te vertrouwen had hij hiervan een aantekening kunnen (laten) maken in het controlerapport.
Gelet op het voorgaande is er geen grond voor het verwijt dat verweerder onzorgvuldig zou handelen, door zijn besluitvorming op het rapport van deze controleur te baseren.
5.4 Appellant heeft zich er voorts op beroepen, dat er sprake is van disproportionaliteit tussen de hem verweten handeling en het daaraan bij het bestreden besluit verbonden gevolg van een verlies van ruim € 20.000,- aan inkomenssteun. Het College overweegt dienaangaande dat in artikel 23 van Verordening (EG) nr. 796/2004 de regel is neergelegd, dat een aanvraag wordt afgewezen, als de aanvrager controle op de vraag of hij aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden of de randvoorwaarden voldoet onmogelijk maakt.
Het College acht een dergelijke regel niet onevenredig en ziet in dit opzicht geen reden tot twijfel aan de geldigheid van deze bepaling.
5.5 Wanneer een controlerapport wordt uitgebracht, op grond waarvan de verlening van inkomenssteun moet worden geweigerd, ligt het op de weg van verweerder om de aanvrager daarvan met spoed in kennis te stellen. Het College begrijpt ook niet waarom verweerder, nadat op 11 september 2008 het controlerapport is opgemaakt, appellants aanvraag op 18 april 2009 gehonoreerd heeft en inkomenssteun heeft toegekend, om pas op 17 december 2009 de steun alsnog te weigeren. Dat neemt echter niet weg, dat de plicht om een dergelijke onverschuldigd betaald bedrag terug te vorderen ingevolge artikel 73 van Verordening (EG) nr. 796/2004 gedurende tien jaar na de datum van uitbetaling blijft bestaan en dus ten tijde van het bestreden besluit bestond.
5.6 Het beroep dient, gelet op het voorgaande, ongegrond te worden verklaard. Voor een proceskostenvergoeding op grond van artikel 8:75 Awb ziet het College geen aanleiding.