Op 9 januari 2005 heeft de Minister van Economische Zaken op grond van artikel 12 van de Gaswet de Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden gas (Stcrt. 2005, 9; hierna: Regeling gas) vastgesteld.
2.1.2 Volgens vaste jurisprudentie van het College dient voor de rechter bij de beoordeling van voorschriften als deze niet als criterium te gelden wat de meest gewenste inhoud daarvan zou zijn, maar of de bij de vaststelling van het voorschrift gemaakte keuzes zich verdragen met hetgeen voortvloeit uit de wet en de beginselen van behoorlijk bestuur.
2.2 De toepassing van artikel 7:11 Awb
2.2.1 In het bestreden besluit heeft verweerder op enkele punten geconcludeerd dat gnb onvoldoende invulling hebben gegeven aan hun taak om een voorstel met betrekking tot technische voorwaarden in te dienen door geen voorstel in te dienen omtrent de volgende onderwerpen:
A. Hogedruk-gasnetten (randnummer 188)
B. Specificaties beveiligingsvoorzieningen aansluiting RNB (randnummer 169)
C. Progressieve prikkel RNB (randnummer 177)
D. Technische voorwaarden aansluiting LNB (randnummer 60)
E. Technische voorwaarden aansluiting RNB (randnummer 162)
F. Technische voorwaarden voor invoeders (randnummer 123)
G. Termijn aansluiting LNB (randnummer 73)
H. Kwaliteitseisen gas op entry- en exitpunten (randnummers 147 en 149)
I. Progressieve prikkel LNB (randnummer 160)
Verweerder heeft het voornemen geuit gnb met betrekking tot deze onderwerpen een bindende aanwijzing te geven. Naar de mening van verweerder is het echter wenselijk gnb eerst een redelijke termijn te geven om voorstellen met betrekking tot bovengenoemde onderwerpen in te dienen.
2.2.2 VEMW heeft betoogd dat verweerder niet mocht volstaan met gegrondverklaring van haar bezwaar op diverse punten, maar een nieuw inhoudelijk besluit had moeten nemen. Een groot aantal onderwerpen bleef tot nu ongeregeld doordat verweerder geen vervangend besluit nam. Daarmee handelt verweerder volgens VEMW in strijd met artikel 7:11, tweede lid, Awb.
Verweerder heeft onder verwijzing naar jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State gesteld dat het beginsel van complete besluitvorming uitzondering lijdt wanneer het vanuit procedureel of technisch oogpunt niet mogelijk is een wijzigingsbesluit vast te stellen.
2.2.3 De door VEMW aangevoerde beroepsgrond slaagt om de volgende reden.
Uit het karakter van de bezwaarschriftprocedure vloeit naar het oordeel van het College voort dat, indien het bestuursorgaan na heroverweging tot de conclusie komt dat het aangevochten besluit niet in stand kan blijven, dit orgaan niet mag volstaan met de gegrondverklaring van het bezwaar, maar het onjuist bevonden besluit moet herroepen en zo nodig een nieuw besluit daarvoor in de plaats moet stellen. Deze verplichting geldt niet als het nemen van een vervangend besluit niet dadelijk mogelijk is, omdat een wettelijk voorgeschreven procedure dient te worden doorlopen. Met dit oordeel sluit het College aan bij de rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak (ABRvS 26 augustus 2009; , LJN: BJ6084).
Verweerder dient op de grondslag van de ingediende bezwaren opnieuw te beslissen na een volledige heroverweging van het primaire besluit. Hij is daarbij aan het in artikel 12f Gaswet vervatte toetsingskader gebonden. In dit verband is het volgende van belang. Op grond van artikel 12b Gaswet dienen gnb een voorstel tot vaststelling van de technische voorwaarden bij verweerder in. Verweerder stelt, met inachtneming van dit voorstel en de resultaten van het overleg met representatieve organisaties van netgebruikers en een aantal in de wet genoemde belangen de technische voorwaarden vast. Deze bevoegdheid is zo vormgegeven dat als verweerder tot de slotsom komt dat het voorstel van gnb in strijd is met de belangen als bedoeld in artikel 12f, eerste lid, Gaswet hij gnb kan opdragen het voorstel zodanig te wijzigen dat deze strijd wordt opgeheven. Wijzigen gnb het voorstel niet binnen vier weken overeenkomstig de gegeven instructie, dan stelt verweerder de technische voorwaarden (zelf) vast. Het voorstel van gnb is daarmee leidend voor verweerder, maar niet doorslaggevend. Uit artikel 12f, tweede lid, Gaswet blijkt dat verweerder de voorwaarden niet vaststelt dan nadat deze, voor zover dat op grond van de notificatierichtlijn noodzakelijk is, aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen in ontwerp zijn meegedeeld en de van toepassing zijnde termijnen, bedoeld in artikel 9 van richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L204), zijn verstreken. De van het primaire besluit deel uitmakende zogenoemde ‘technische voorschriften’ zijn door verweerder ter notificatie aangeboden aan de Europese Commissie.
Het College volgt niet de opvatting van VEMW dat artikel 7:11 Awb verweerder steeds dwingt om onmiddellijk volledig opnieuw te besluiten. Dat is weliswaar het uitgangspunt voor de toepassing van dit artikel, maar dat uitgangspunt wordt verlaten als de wettelijk vastgelegde procedurele voorschriften onmiddellijke besluitvorming verhinderen. Of, en zo ja in hoeverre, de in de Gaswet voorgeschreven procedure aan volledige besluitvorming in bezwaar in de weg staat, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval en kan van technische voorwaarde tot technische voorwaarde verschillen. Indien verweerder bij heroverweging concludeert dat hij zijn in artikel 12f Gaswet vervatte bevoegdheid niet juist heeft uitgeoefend, zal hij onder ogen moeten zien in hoeverre die omstandigheid noopt tot de herroeping van het primaire besluit. Uitgangspunt is ook dan dat verweerder zo mogelijk een vervangend besluit neemt. Dat is echter niet mogelijk indien en voor zover de in de Gaswet voorgeschreven procedure daaraan in de weg staat. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan de situatie dat het vervangende besluit ter notificatie moet worden aangeboden aan de Europese Commissie. Als het oorspronkelijke voorstel van gnb niet voorziet in de technische voorwaarde zoals verweerder deze in het vervangende besluit wil opnemen, zal verweerder bij de totstandkoming van het vervangende besluit zo veel mogelijk aansluiting moeten zoeken bij de in artikel 12f Gaswet voorgeschreven procedurevoorschriften. Verweerder herroept dan, voor zover mogelijk, de betreffende voorwaarde en geeft gnb de opdracht om binnen vier weken en met inachtneming van het besluit op bezwaar een voorstel ten aanzien van die voorwaarde in te dienen. Indien gnb niet of niet tijdig aan deze opdracht voldoen, ontstaat voor verweerder op grond van artikel 12f, vierde lid, Gaswet ook in bezwaar de bevoegdheid om, binnen de grenzen van de gegeven wijzigingsopdracht, voorwaarden vast te stellen onder het aanbrengen van de door hem noodzakelijk geachte wijzigingen. In dit verband verwijst het College naar zijn uitspraak van 10 november 2010 (AWB 07/965 en 07/966; , LJN: BO5329).
Het College deelt de conclusie van verweerder dat deze voordat hij een vervangend besluit kon nemen over de hier van belang zijnde onderwerpen, eerst gnb de opdracht moest geven om voorstellen te doen ten aanzien van die voorwaarden. Voor voorschriften over de aanleg van een aansluiting zijn bijvoorbeeld voorwaarden nodig met betrekking tot de veiligheidseisen en technische eisen waaraan de aansluiting en de aanleg ervan moeten voldoen. Die kunnen zonder de inbreng van gnb bezwaarlijk worden vastgesteld. Ook waar het gaat om complexe onderwerpen van technische aard en een voorstel van gnb daarover ontbreekt, is het aangewezen dat verweerder gnb opdracht geeft het oorspronkelijke voorstel in dit opzicht aan te vullen.
Als verweerder, zoals hier, niet in staat is om onmiddellijk een vervangend besluit te nemen, dient hij – gelet op de strekking van artikel 7:11, tweede lid, Awb – zijn inspanningen te richten op het op zo kort mogelijke termijn en op effectieve wijze (alsnog) voorzien in dat vervangend besluit. Verweerder moet dan in zijn beslissing op het bezwaar inzicht geven in de besluitvormingsprocedure, de daaruit voortvloeiende concrete vervolgstappen, een tijdschema en de termijn waarbinnen hij het vervangende besluit zal nemen (behandelplan). Dat heeft verweerder hier nagelaten en dat is de reden dat deze beroepsgrond van VEMW slaagt. Het beroep van VEMW is daarom gegrond. Het College zal het bestreden besluit vernietigen voor zover daarin het hiervoor bedoelde behandelplan ontbreekt. Integrale vernietiging van het bestreden besluit zou betekenen dat de hier van belang zijnde voorwaarden uit het primaire besluit herleven en dat zou VEMW, die tegen die voorwaarden in bezwaar met succes is opgekomen, in een nadeliger positie brengen dan zij zonder haar beroep zou zijn geweest.
Het College kan niet zelf in de zaak voorzien in zoverre de in de Gaswet voorziene procedure daaraan in de weg staat. Daarom zal het College verweerder opdragen binnen drie maanden een nieuwe (aanvullende) beslissing te nemen op het bezwaar in de vorm van een behandelplan als hiervoor is bedoeld.
Het College gaat ervan uit dat verweerder tijdig gehoor zal geven aan deze opdracht, zodat het opleggen van een dwangsom, zoals door VEMW gevraagd, niet nodig is.
2.3 De Begrippenlijst Gas
2.3.1 Bij het bestreden besluit heeft verweerder naar aanleiding van de bezwaren van VEMW onder meer de Begrippenlijst Gas gewijzigd. Netbeheer en GTS hebben aangevoerd dat verweerder niet bevoegd was in het kader van het bestreden besluit de Begrippenlijst te wijzigen, omdat de Begrippenlijst al eerder door verweerder was vastgesteld en geen onderdeel uitmaakt van het primaire besluit. De Begrippenlijst kan slechts worden gewijzigd met inachtneming van de daarvoor door de wetgever voorziene procedure. Het wijzigen van de Begrippenlijst heeft ook gevolgen voor andere besluiten, zelfs voor besluiten die al onherroepelijk zijn.
2.3.2 Het College overweegt het volgende.
Ingevolge artikel 61, derde lid, Gaswet kan een belanghebbende beroep instellen bij het College voor zover een door verweerder genomen besluit, genomen op grond van artikel 12f Gaswet aangemerkt wordt als algemeen verbindend voorschrift. Zoals blijkt uit onder meer de uitspraak van het College van 15 februari 2008 (AWB 06/337 e.a.; , LJN: BC6761) zijn de tariefstructuren en voorwaarden als bedoeld in artikel 12f Gaswet algemeen verbindende voorschriften.
Bij de vaststelling van de voorwaarden is gekozen voor een systematiek waarbij de definities niet zijn ondergebracht in de verschillende delen van de voorwaarden, maar in een afzonderlijke Begrippenlijst. De Begrippenlijst bevat definities voor begrippen in algemeen verbindende voorschriften van gelijk niveau. De Begrippenlijst is bedoeld om eenheid te bewerkstelligen in de uitleg van de overeenkomende begrippen in de verschillenden delen van de voorwaarden. Tegelijk operationaliseren deze definities algemeen verbindende voorschriften. De Begrippenlijst deelt daarom in het karakter van deze algemeen verbindende voorschriften.
De Begrippenlijst is een hulpmiddel om eenheid te krijgen in de op verschillende plaatsen in de voorwaarden gehanteerde begrippen. Pas in de context van de concrete voorwaarden, krijgen die definities betekenis. Een wijziging van de definitie van een begrip in de Begrippenlijst verandert de betekenis van de concrete voorwaarden waarin dat begrip voorkomt. Zodanige wijziging van een concrete voorwaarde is een besluit gericht op rechtsgevolg.
Voor zover tegen de wijziging van een concrete voorwaarde bezwaar wordt gemaakt, strekt dat bezwaar zich mede uit tot de wijziging van de Begrippenlijst, indien deze de betekenisverandering bewerkstelligde. Dat betekent tegelijk dat een bezwaar tegen een concrete voorwaarde uit de voorwaarden zich mede kan richten tegen het achterwege laten van een wijziging van de Begrippenlijst. Wanneer dan de wijziging van de Begrippenlijst het rechtstreekse gevolg is van de heroverweging naar aanleiding van dat bezwaar is geen sprake van een primair besluit.
Het standpunt van Netbeheer en GTS dat wijziging van de Begrippenlijst consequenties kan hebben voor eerder vastgestelde voorwaarden is op zichzelf juist. Wanneer een zodanige wijziging, zoals in dit geval, plaatsvindt in het kader van de heroverweging in bezwaar strekt de heroverweging zich mede uit tot die voorwaarden en kan daartegen in beroep worden opgekomen. In dat verband kan, in het licht van hetgeen is overwogen onder 2.3.3, de vraag of gnb geraadpleegd moesten worden aan de orde komen.
Het College concludeert dat verweerder bij het nemen van het bestreden besluit bevoegd was tot wijziging van de Begrippenlijst. De beroepsgrond van Netbeheer en GTS faalt.
2.4 Ondersteunende diensten (aansluiting)
2.4.1 Verweerder heeft in het bestreden besluit uiteengezet dat aanleg, beheer en onderhoud van de aansluiting behoren tot de ondersteunende diensten bedoeld in artikel 1, aanhef en onder t, Gaswet, en in dat verband overwegingen gewijd aan de gevolgen die een en ander naar zijn opvatting heeft voor de regulering van de tarieven van deze diensten en voor de taken en verplichtingen van de netbeheerder.
Netbeheer en GTS hebben tegen deze overwegingen beroepsgronden gericht. Zij achten de door verweerder gegeven interpretatie van het begrip ‘ondersteunende dienst’ onjuist, en hebben bezwaar tegen de doorwerking van deze huns inziens onjuiste uitleg in het methodebesluit vierde reguleringsperiode RNB en in geschillen die zich mogelijk zullen voordoen. Netbeheer en GTS hebben evenwel desgevraagd geen rechtsgevolgen van het bestreden besluit kunnen aanwijzen, die hun grondslag vinden in de uitleg van verweerder van het begrip ondersteunende diensten en waartegen het gehandhaafde deel van de gronden zich richt. GTS heeft in dit verband betoogd dat de uitleg van verweerder een bestuurlijk rechtsoordeel vormt dat zelfstandig voor vernietiging in aanmerking komt. Het College volgt GTS hierin niet. De uitzonderingssituatie waarbij een dergelijk oordeel zonder rechtsgevolg wel met een besluit is gelijk te stellen en voor beroep vatbaar is, doet zich hier niet voor. Het is voor GTS niet onevenredig bezwarend om een op rechtsgevolg gericht besluit af te wachten en dan de uitleg van verweerder aan de orde te stellen.
Tegen het methodebesluit vierde reguleringsperiode RNB gas heeft Netbeheer beroep ingesteld (AWB 10/1054) en daarbij onder meer gronden gericht tegen het oordeel van verweerder inzake het begrip ondersteunende diensten. Deze gronden zullen in het kader van dat beroep worden besproken.
Uit het voorgaande volgt dat de beroepsgronden van Netbeheer en GTS op dit punt geen verdere bespreking behoeven.
2.5 Progressieve prikkel om storingen te verhelpen
2.5.1 Verweerder heeft in het bestreden besluit naar aanleiding van het bezwaar van VEMW geoordeeld dat gnb hebben gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 12b, eerste lid, aanhef en onder c en artikel 12b, derde lid, aanhef en onder d, Gaswet in samenhang met artikel 12, aanhef en onder e, van de Regeling gas, door geen voorstel te doen voor het opnemen in de voorwaarden van een progressieve prikkel. Hiermee wordt bedoeld een regeling met een prikkel om de reparatie, na verloop van de zogenoemde compensatievrije hersteltijd van vier uur na aanvang van de storing, zo snel mogelijk uit te voeren. Met het opnemen van een compensatievrije hersteltijd is voldaan aan het bepaalde in artikel 12, aanhef en onder c, van de Regeling gas, maar nog niet aan het bepaalde in artikel 12, aanhef en onder e, van deze regeling, aldus verweerder.
2.5.2 Netbeheer heeft hiertegen aangevoerd dat in de voorwaarden voldoende prikkels zijn opgenomen om een storing zo snel mogelijk te verhelpen en dat het voorstel van gnb voldoet aan artikel 12 van de Regeling gas. Er is bij gas geen noodzaak voor het opnemen van een progressieve prikkel, en, anders dan bij elektriciteit, schrijft de Regeling gas niet expliciet voor dat die er moet zijn. Betrouwbaarheid van de transportdienst is bij gas in veel mindere mate indicatie voor de kwaliteit van het net en de performance van de netbeheerder. Bij een storing in het transport van gas speelt vooral de veiligheid een rol en komt betrouwbaarheid van de levering op een veel lagere plaats in de rangorde. De tijd die nodig is om een leveringsonderbreking ten gevolge van een storing te verhelpen is als het om gas gaat ook veel minder afhankelijk van de inzet en het werktempo van de netbeheerder. Ten slotte komt het bij een grootschalige gasonderbreking ten gevolge van een storing ook regelmatig voor dat de netbeheerder niet direct aan de slag kan, omdat de regie wordt overgenomen door een calamiteitencentrum van de overheid c.q. een burgemeester, aldus Netbeheer.
2.5.3 Artikel 12 van de Regeling gas luidt als volgt: