2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Op 21 januari 2009 heeft de Algemene Inspectiedienst (hierna: AID) een onderzoek uitgevoerd bij het bedrijf met 40 runderen en 14 schapen van E te F (hierna: E). Uit het naar aanleiding van het onderzoek opgestelde toezichtsrapport blijkt dat onder meer is geconstateerd dat de dieren niet goed gehuisvest zijn, dat er dieren zijn die niet over een droge ligplaats beschikken, dat er dieren zijn die zich ernstig kunnen verwonden aan scherpe delen en dat het water en het voer vuil kunnen worden. Tevens is geconstateerd dat E heeft nagelaten tijdig (medische) zorg te geven aan bovengenoemde dieren.
- Bij brief van 29 januari 2009 heeft verweerder een vooraankondiging bestuursdwang naar E verzonden, waarbij hem is verzocht om tien maatregelen uit te voeren.
- Op 13 februari 2009 heeft de AID een hercontrole uitgevoerd. Uit het toezichtrapport Gwd dat naar aanleiding van deze hercontrole is opgesteld, blijkt dat is geconstateerd dat het merendeel van de maatregelen uit de vooraankondiging niet is uitgevoerd. Voorts blijkt uit het toezichtrapport dat de Dienst Regelingen naar aanleiding van het uitblijven van de maatregelen heeft besloten dat de dieren meegevoerd moesten worden. Nadat de AID E op de hoogte heeft gesteld van deze maatregel, heeft E te kennen gegeven dat de runderen verkocht waren en op 18 februari 2009 opgehaald worden. De Dienst Regelingen heeft daarop verklaard af te zien van het meevoeren van de dieren, mits ook de schapen uiterlijk op 18 februari 2009 het bedrijf verlaten zouden hebben. Voorts is aan E meegedeeld dat op 19 februari 2009 een hercontrole zal plaatsvinden om na te gaan of alle dieren afgevoerd zijn en, zo dit niet het geval is, alsnog herstelmaatregelen genomen zullen worden.
- Op 19 februari 2009 heeft de AID tijdens een tweede hercontrole geconstateerd dat er veertien schapen en één rund op het bedrijf van E aanwezig waren en dat de maatregelen die op 29 januari 2009 door de Dienst Regelingen zijn verzocht, nog steeds niet waren uitgevoerd. Blijkens een daartoe opgemaakt proces-verbaal met nummer 53758, zijn deze dieren met spoed meegevoerd en opgeslagen door de Dienst Regelingen. E was niet aanwezig tijdens de controle en het meevoeren van de dieren.
- Uit eerdergenoemd proces-verbaal blijkt tevens dat de AID op 19 februari 2009 telefonisch contact heeft gehad met appellant, die verklaarde rechthebbende te zijn op het rund en de veertien schapen, maar dat de AID hier nog geen bewijs van heeft gezien.
- Bij brief van 20 februari 2009 heeft appellant aan verweerder onder meer te kennen gegeven dat hij de eigenaar van de dieren is en heeft hij verzocht om het vee vrij te geven. Appellant heeft bij deze brief de factuur van aankoop van de dieren gevoegd.
- Naar aanleiding van een in opdracht van AID uitgevoerde taxatie op 20 februari 2009 heeft beëdigd taxateur G verklaard dat het rund € 275,-- waard is en dat de schapen € 910,-- waard zijn.
- Bij brief van 25 februari 2009 heeft verweerder appellant meegedeeld dat de op 20 februari 2009 door hem overgelegde documenten niet bewijzen dat appellant de eigenaar is van de in bewaring genomen dieren.
- Bij brief van 28 februari 2009 heeft appellant verweerder aanvullende gegevens en verklaringen over de meegevoerde dieren verstrekt onder meer om aan te tonen dat hij de eigenaar is. Een van deze verklaringen is een brief van dierenarts
H, die verklaart dat 29 runderen (nader gespecificeerd aan de hand van ID-codes) op 26 februari 2009 bij de bedrijven van appellant de beschikking hebben over ruim voldoende voer en water, in schone stallen verblijven, een heel gemiddelde conditie hebben en geen tekenen van verwaarlozing vertonen.
- Bij brief van 28 februari 2009 heeft I, dierenarts van J, verklaard over de gezondheidstoestand van de dieren op het bedrijf van E tijdens zijn bezoeken op 21 januari 2009, 22 januari 2009, 13 februari 2009 en 19 februari 2009.
- Bij brief van 9 maart 2009 heeft verweerder appellant laten weten dat de door hem toegezonden documenten niet bewijzen dat appellant rechthebbende is op de in bewaring genomen dieren.
- Bij brief van 15 maart 2009, door verweerder ontvangen op 20 maart 2009, heeft E verweerder laten weten dat hij op 12 februari 2009 al het vee verkocht heeft aan appellant.
- Bij besluit van 26 maart 2009 heeft verweerder de toepassing van bestuursdwang op 19 februari 2009 op schrift gesteld en dit besluit op 30 maart 2009 aan E gestuurd. Tegen dit besluit heeft E bezwaar aangetekend, welk bezwaar op 20 oktober 2009 door verweerder ongegrond is verklaard. E heeft tegen deze beslissing op bezwaar geen beroep bij het College ingesteld.
- Bij brief van 31 maart 2009 heeft appellant verweerder wederom te kennen gegeven dat hij de eigenaar van de dieren is. Tevens heeft hij aangegeven dat de taxatie van de dieren van 20 februari 2009 niet juist is en heeft hij om schadevergoeding verzocht.
- Bij aangetekende brief van 31 maart 2009 heeft verweerder appellant meegedeeld dat verweerder veertien schapen en een rund met spoed in bewaring heeft genomen vanwege het feit dat de nodige verzorging aan de dieren is onthouden. Verweerder heeft gesteld dat appellant meerdere bepalingen van de Gwd voor dieren heeft overtreden en heeft hem de geschatte kosten van het vervoer, de taxatie, de opvang, de verzorging en de behandeling van de dieren gedurende de periode 19 februari 2009 tot 1 april 2009 in rekening gebracht.
- Bij brieven van 8 en 9 april 2009 heeft appellant hiertegen bezwaar aangetekend.
- Bij brief van 23 april 2009 heeft verweerder in reactie op de brieven van appellant een toelichting gegeven op de gang van zaken met betrekking tot de in bewaring genomen dieren.
- Bij brief van 12 mei 2009 heeft verweerder appellant een brief gestuurd met een factuur van de gemaakte kosten van de bestuursdwang voor de periode 19 februari 2009 tot en met 31 maart 2009 ten bedrage van € 3.921,36.
- Bij brief van 14 mei 2009 heeft verweerder appellant een brief gestuurd met een factuur van de gemaakte kosten van de bestuursdwang voor de periode 1 april 2009 tot 1 mei 2009 ten bedrage van € 1.856,40.
- Op 14 juli 2009 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.