ECLI:NL:CBB:2011:BR5393

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
27 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/1261
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallen van toeslagrechten aan nationale reserve in het kader van GLB-inkomenssteun

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 27 juli 2011, staat de vervallen van toeslagrechten aan de nationale reserve centraal. Appellant, een agrariër, had in 2009 een besluit ontvangen van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, waarin werd medegedeeld dat zijn toeslagrechten vervielen omdat hij deze niet had benut in de jaren 2006, 2007 en 2008. Appellant had hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Het College behandelt de vraag of de Staatssecretaris terecht de toeslagrechten heeft vervallen verklaard.

Het College constateert dat de Staatssecretaris in zijn besluit van 8 januari 2010 niet voldoende had aangetoond dat het eerdere besluit van 16 september 2008, waarin de aanvraag voor bedrijfstoeslag 2007 was afgewezen, op de juiste wijze was bekendgemaakt. Dit gebrek in de procedure leidt ertoe dat het College het besluit van 8 januari 2010 in strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) oordeelt. Het College vernietigt dit besluit en draagt de Staatssecretaris op om opnieuw op het bezwaar van appellant te beslissen, waarbij de eerdere afwijzing van de aanvraag voor bedrijfstoeslag 2007 opnieuw moet worden beoordeeld.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming en de noodzaak voor bestuursorganen om aan te tonen dat besluiten op de juiste wijze zijn bekendgemaakt. Het College wijst erop dat het niet voldoende is om alleen te stellen dat een besluit is verzonden; er moet ook bewijs zijn dat dit daadwerkelijk is gebeurd. De uitspraak heeft implicaties voor de manier waarop bestuursorganen hun besluiten communiceren en de rechten van appellanten in het bestuursrecht.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 09/1261 27 juli 2011
5101 Regeling GLB-inkomenssteun 2006
Uitspraak in de zaak van:
A, te B, appellant,
tegen
de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verweerder,
gemachtigde: mr. A. Suzen-Alkan, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. Het procesverloop
Voor het procesverloop tot aan 17 november 2010 verwijst het College naar de beslissing tot heropening van het onderzoek van die datum.
Bij brief van 10 december 2010 heeft verweerder toegelicht op welke wijze het besluit van 16 september 2008 is bekendgemaakt.
Bij brief van 9 januari 2011 heeft appellant hierop gereageerd.
Op 15 juni 2011 heeft het hernieuwde onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij partijen hun standpunten hebben toegelicht.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 Bij besluit van 13 mei 2009 heeft verweerder aan appellant medegedeeld dat zijn toeslagrechten zijn komen te vervallen nu hij deze rechten niet heeft benut in de jaren 2006, 2007 en 2008. Bij besluit van 12 augustus 2009 heeft verweerder appellants hiertegen gerichte bezwaar ongegrond verklaard. Bij besluit van 8 januari 2010 heeft verweerder appellants bezwaar, onder aanpassing van de motivering, opnieuw ongegrond verklaard. Het besluit van 12 augustus 2009 is daarmee komen te vervallen. Niet valt in te zien dat appellant nog enig belang heeft bij een beoordeling van dat besluit. Het hiertegen gerichte beroep zal het College dus niet-ontvankelijk verklaren.
2.2 Ten aanzien van het op de voet van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) mede tegen het besluit van 8 januari 2010 gerichte beroep overweegt het College als volgt.
2.3 Verordening (EG) nr. 795/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin in voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad, luidt voor zover hier van belang:
"Artikel 8
Ongebruikte toeslagrechten
1. Onverminderd artikel 34, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vervallen ongebruikte toeslagrechten aan de nationale reserve op de dag na de uiterste datum voor wijziging van de aanvraag in het kader van de bedrijfstoeslagregeling, in het kalenderjaar waarin de in artikel 42, lid 8, tweede alinea, of in artikel 45, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vermelde periode verstrijkt.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "ongebruikt toeslagrecht" verstaan een toeslagrecht waarvoor tijdens de in de eerste alinea bedoelde periode geen betaling is verleend. Toeslagrechten waarvoor een aanvraag is ingediend die gepaard gaan met een geconstateerde oppervlakte in de zin van artikel 2, punt 22, van Verordening (EG) nr. 796/2004, worden als gebruikt beschouwd.
(…)"
2.4.1 In geschil is of verweerder terecht met toepassing van dit artikellid appellants toeslagrechten aan de nationale reserve vervallen heeft verklaard. Het College overweegt als volgt.
2.4.2 Uit de tweede volzin van de tweede alinea van het zojuist aangehaalde artikellid volgt dat verweerder - alvorens toeslagrechten aan de nationale reserve vervallen te verklaren - niet alleen dient vast te stellen dat voor die toeslagrechten in de daar bedoelde periode - in dit geval de jaren 2006, 2007 en 2008 - geen betaling heeft plaatsgevonden, maar ook dat voor deze toeslagrechten geen met een geconstateerde oppervlakte gepaard gaande aanvraag is ingediend. Voor het jaar 2007 heeft verweerder in het besluit van 8 januari 2010 overwogen dat appellant geen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 16 september 2008, waarbij appellants aanvraag bedrijfstoeslag 2007 is afgewezen. Volgens verweerder is dit besluit dan ook in rechte onaantastbaar is geworden. Dit standpunt is - gelet op artikel 6:8, eerste lid, Awb - slechts juist als vaststaat dat het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
2.4.3 Het College constateert dat verweerder in het besluit van 8 januari 2010 geen aandacht heeft besteed aan de vraag op welke wijze het besluit van 16 september 2008 is bekendgemaakt, hoewel appellant de ontvangst van laatstgenoemd besluit had betwist. De door verweerder bij zijn brief van 10 december 2010 overgelegde documenten verschaffen over deze bekendmaking geen zekerheid. Ofschoon uit deze documenten valt op te maken dat vanuit verweerders dienst opdracht is gegeven om het afwijzingsbesluit bedrijfstoeslag 2007 (mede) aan appellant toe te zenden, blijkt daaruit niet dat dit besluit daadwerkelijk bij de post is aangeboden ter verzending en aldus overeenkomstig artikel 3:41 Awb is bekendgemaakt. Derhalve kan niet - zoals verweerder heeft gesteld - als vaststaand worden aangenomen dat het besluit van 16 september 2008 in rechte onaantastbaar is geworden. Daarmee blijft ook in het midden of voor appellants toeslagrechten in 2007 geen met een geconstateerde oppervlakte gepaard gaande aanvraag is ingediend.
2.5 Gelet op het voorgaande is het besluit van 8 januari 2010 in strijd met artikel 7:12, eerste lid, Awb genomen, zodat het voor vernietiging in aanmerking komt. Het College ziet geen mogelijkheid zelf in de zaak te voorzien nu verweerder - alvorens opnieuw op het bezwaar te beslissen - nog zal moeten beoordelen of appellant, indien hij dit wenst ondanks hetgeen hierna in 2.6 wordt opgemerkt, geacht kan worden tegen het hier niet ter toetsing voorliggende besluit van 16 september 2008 bezwaar te hebben gemaakt en, zo ja, of dit bezwaar dan ontvankelijk en gegrond is.
2.6. Aangezien partijen het College ter zitting uitdrukkelijk verzocht hebben om zich zo mogelijk reeds in dit stadium uit te laten over appellants bedrijfstoeslag 2007, ziet het College aanleiding om, buiten dit geding tredend en dus ten overvloede, het volgende op te merken.
Appellant heeft in zijn aanvraag bedrijfstoeslag 2007 van 11 mei 2007 drie gewaspercelen opgegeven, maar deze niet aangekruist voor bedrijfstoeslag. Appellant heeft aangegeven dat hij dit niet heeft gedaan omdat hij dacht dat het zetten van kruisjes was bedoeld voor maispremie en dergelijke. Voor zover appellant zich hiermee zou wensen te beroepen op een kennelijke fout als bedoeld in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004, is dit beroep niet bijzonder kansrijk te achten. Immers, met de melding Onvolledige/Onjuiste opgave van 30 juni 2007 heeft verweerder appellant reeds gelegenheid geboden alsnog gewaspercelen aan te kruisen. Naar het College begrijpt heeft appellant hierop in ieder geval niet in die zin gereageerd, dat hij alsnog percelen voor de bedrijfstoeslag heeft aangekruist. Naar valt af te leiden uit de uitspraak van het College van 29 juni 2011 (AWB 09/176) kan de omstandigheid dat een landbouwer een geboden gelegenheid om een kennelijke fout te corrigeren niet heeft benut bijdragen tot het oordeel dat de aanvraag op dat moment geen kennelijke fout meer bevat.
2.7 Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is het College niet gebleken.
3. De beslissing
Het College:
- verklaart het beroep tegen het besluit van 12 augustus 2009 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 8 januari 2010 gegrond;
- vernietigt het besluit van 8 januari 2010;
- draagt verweerder op met inachtneming van deze uitspraak opnieuw op het bezwaar te beslissen;
- bepaalt dat verweerder het door appellant betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,-- (zegge: honderdvijftig euro)
vergoedt.
Aldus gewezen door mr. R.C. Stam, mr. S.C. Stuldreher en mr. H.C. Cusell, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van Veen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2011.
w.g. R.C. Stam w.g. M.J. van Veen