ECLI:NL:CBB:2010:BP3874

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
8 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/459
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hervatting van de behandeling van een tuchtzaak tegen registeraccountants

In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gaat het om een tuchtzaak tegen registeraccountants, waarbij appellanten, A B.V., B B.V., C en D, in beroep zijn gegaan tegen een beslissing van de raad van tucht voor Registeraccountants en Accountants-Administratieconsulenten te Amsterdam. De zaak betreft een klacht die door de appellanten is ingediend tegen de betrokkenen, F RA en G RA, die beiden kantoorhoudend zijn te H. De uitspraak van de raad van tucht, met kenmerk R 582 en R 588, werd op 25 maart 2010 gedaan. De behandeling van het beroep vond plaats op 7 oktober 2010, waarbij het College zich beperkte tot de vraag of het beroep ontvankelijk was.

Het College heeft vastgesteld dat voor tuchtbeslissingen die zijn genomen gedurende het overgangsjaar, zoals bedoeld in artikel 52, eerste lid, van de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra), de Wet op de Registeraccountants (Wet RA) in acht dient te worden genomen zoals deze wet luidde vóór de inwerkingtreding van de Wtra. Dit houdt in dat de bepalingen omtrent het instellen van rechtsmiddelen tegen beslissingen van de raad van tucht ook van toepassing zijn. Het College heeft geoordeeld dat het beroep van appellanten ontvankelijk is, aangezien de gronden van het beroep tijdig zijn ingediend.

De beslissing van het College houdt in dat de behandeling van de zaak wordt hervat. Dit betekent dat het College verder zal ingaan op de inhoudelijke aspecten van het beroep en de eerdere tuchtbeslissing van de raad van tucht zal heroverwegen. Tevens zal het College ook het beroep van de betrokkenen tegen de tuchtbeslissing, geregistreerd onder nummer AWB 10/483, voortzetten. De uitspraak van het College is gedaan op 8 november 2010, waarbij mr. C.G.M. van Ede als griffier aanwezig was.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 10/459 8 november 2010
20020 Wet op de Registeraccountants
Raad van tucht Den Haag
Beslissing ex artikel 54f van de Wet op de Registeraccountants in de zaak van:
A B.V., B B.V., C en D, allen te E, appellanten,
gemachtigde: mr. A.J. van Raalte, advocaat te Amsterdam,
in hun beroep, gericht tegen de beslissing van de raad van tucht voor Registeraccountants en Accountants-Administratieconsulenten te Amsterdam (hierna: de raad van tucht), met kenmerk
R 582 en R 588, gewezen op 25 maart 2010,
welke beslissing betrekking heeft op een klacht, ingediend door appellanten tegen
F RA en G RA, beiden kantoorhoudend te H (hierna: betrokkenen),
gemachtigde: mr. A.F.J.A. Leijten, advocaat te Amsterdam.
Op 7 oktober 2010 heeft het College het beroep van appellanten ter zitting behandeld, waarbij de behandeling zich, naar door het College van tevoren was aangekondigd, heeft beperkt tot de vraag of het beroep ontvankelijk is. Appellanten en betrokkenen hebben hun standpunt toegelicht bij monde van hun gemachtigden. Vervolgens heeft het College de behandeling van de zaak ter zitting gesloten.
Het College is voorshands van oordeel dat voor tuchtbeslissingen die de raden van tucht gedurende het in artikel 52, eerste lid, van de Wet tuchtrechtspraak accountants (hierna: Wtra) bedoelde overgangsjaar - te weten van 1 mei 2009 tot 1 mei 2010 - hebben genomen, heeft te gelden dat, voor zover hier van belang, de Wet op de Registeraccountants (hierna: Wet RA) in acht dient te worden genomen zoals die wet luidde vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Wtra, daaronder begrepen hetgeen eertijds in artikel 52 Wet RA was bepaald omtrent het tegen een beslissing van de raad van tucht in te stellen rechtsmiddel.
Het College gaat, gelet op het vorenstaande, ervan uit dat tegen een beslissing van de raad van tucht, genomen tijdens bedoeld overgangsjaar, aangaande een tegen een registeraccountant gerezen bezwaar beroep bij het College kan worden ingesteld binnen twee maanden na de dag van verzending van de aangetekende brief waarbij de raad van tucht afschrift van zijn beslissing heeft gezonden, en voorts dat het beroep bij de griffier van het College wordt ingesteld bij met redenen omkleed beroepschrift.
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het door appellanten ingestelde beroep tegen de naar de eis van artikel 44, tweede lid, Wet RA op 25 maart 2010 bij aangetekende brief aan de gemachtigde van appellanten verzonden tuchtbeslissing, acht het College, gezien het relaas van bedoelde gemachtigde omtrent de indiening van de gronden van het beroep (waarvan betrokkenen de juistheid niet hebben bestreden), aannemelijk dat die gronden van het beroep tijdig, te weten op 25 mei 2010, door het College zijn ontvangen.
Het vorenstaande betekent dat de behandeling van de zaak wordt hervat. Overigens zal ook het door betrokkenen tegen voormelde tuchtbeslissing ingestelde beroep, bij het College geregistreerd onder nummer AWB 10/483, worden voortgezet.
De beslissing
Het College bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt hervat.
Aldus gegeven door mr. J.L.W. Aerts, mr. E.R. Eggeraat en mr. H.A.B. van Dorst-Tatomir, in tegenwoordigheid van mr. C.G.M. van Ede, als griffier, op 8 november 2010.
w.g. J.L.W. Aerts w.g. C.G.M. van Ede