5. De beoordeling van het geschil
5.1 Het College stelt vast dat appellant het rund met ID-code *, dat hij in zijn aanvraag voor zoogkoeienpremie voor het jaar 2002 heeft opgegeven, tijdens de aanhoudperiode heeft vervangen door het rund met ID-code **.
Verweerder heeft ter zitting verklaard dat het vervangende rund met ID-code ** voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van zoogkoeienpremie en dat de betreffende vervanging door appellant overeenkomstig artikel 37, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 2419/2001 is geschied. Dat dit dier niet zou voldoen omdat het een vaars is, is aldus onjuist en ligt ook niet ten grondslag aan het bestreden besluit.
In geschil is of voor het verkrijgen van premie ook het vervangen rund met ID-code * aan de voorwaarde van artikel 6.2, eerste lid, onder d, van de Regeling moet voldoen.
5.2 Ingevolge artikel 37, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 2419/2001, voor zover hier van belang, mag een zoogkoe of een vaars waarvoor een premie op grond van artikel 6, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 wordt aangevraagd, in de aanhoudperiode binnen de in het genoemde artikel vastgestelde grenzen worden vervangen zonder dat het recht op betaling van de aangevraagde steun verbeurd wordt.
Ingevolge artikel 3, aanhef en onder f, van Verordening (EG) nr. 1254/1999, zoals overgenomen in artikel 1.1, aanhef en onder p, van de Regeling, wordt onder een zoogkoe verstaan: een koe van een vleesras of verkregen door kruising met een vleesras, die behoort tot een beslag dat wordt gebruikt voor het opfokken van kalveren voor de vleesproductie.
Ingevolge artikel 6.2, eerste lid, onder d, van de Regeling ten tijde van belang kan slechts zoogkoeienpremie worden verstrekt voor de aan te houden zoogkoeien die in het betrokken jaar ten minste éénmaal hebben gekalfd en waarvan de kalveren niet binnen vier maanden na hun geboorte uit het betrokken beslag zijn afgevoerd.
5.3 Verweerder is van mening dat met zoogkoe in artikel 6, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 en artikel 37, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 2419/2001 wordt bedoeld een rund dat zowel aan de voorwaarden van artikel 3, onder f, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 voldoet als aan de voorwaarden van artikel 6.2, eerste lid, onder d, van de Regeling. Aangezien het kalf van het in de aanvraag opgegeven rund met ID-code * op 25 juni 2002 is geboren en het moederdier op 11 oktober 2002 van het bedrijf van appellant is afgevoerd zonder dat het kalf de moederkoe is gevolgd, is voor dit rund niet aan de voorwaarden van artikel 6.2, eerste lid, onder d, van de Regeling voldaan. Dit brengt volgens verweerder mee dat dit rund geen zoogkoe is in de zin van artikel 37, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 2419/2001 en daarom niet kan worden vervangen zonder dat het recht op betaling van de premie wordt verbeurd.
5.4 Het College deelt de opvatting van verweerder dat vervanging niet mogelijk was niet en overweegt hiertoe als volgt.
Voorop gesteld moet worden dat een dier waarvoor een producent zoogkoeienpremie wil verkrijgen, ingevolge artikel 37 van Verordening (EG) nr. 2419/2001 en artikel 6.2a, eerste lid, onder a, van de Regeling in de aanvraag dient te worden geïdentificeerd. Hieraan is voldaan.
Uit artikel 6.2, eerste lid, onder d, van de Regeling, gelezen in samenhang met artikel 1.1, onder jj, van de Regeling, vloeit voort dat een in de aanvraag opgegeven zoogkoe op het moment van de indiening van de aanvraag – de periode voor het indienen van een aanvraag om zoogkoeienpremie voor 2002 liep van 1 augustus 2002 tot en met 31 augustus 2002 – nog niet aan de voorwaarden van artikel 6.2, eerste lid, onder d, van de Regeling hoeft te voldoen. Een in de aanvraag opgegeven zoogkoe kan immers nog tot en met 31 december 2002 afkalven om voor zoogkoeienpremie in aanmerking te kunnen komen. Voorts kan de vereiste zoogtermijn van vier maanden geheel of gedeeltelijk na indiening van de aanvraag worden voltooid.
Gelet op het arrest Winkel van het Hof van Justitie is er, zoals het College ook in zijn uitspraak van 31 oktober 2008 in die zaak heeft geoordeeld, geen grond om artikel 6.2, eerste lid, onder d, van de Regeling onverbindend te achten.
Nu het aldus is toegestaan om in de aanvraag een zoogkoe op te geven die op het moment van de indiening van de aanvraag nog niet aan de voorwaarden van artikel 6.2, eerste lid, onder d, van de Regeling (in verweerders termen: de 'definitie zoogkoe') voldoet, valt niet in te zien waarom een in de aanvraag opgegeven zoogkoe die niet meer aan de voorwaarden van artikel 6.2, eerste lid, onder d, van de Regeling kan gaan voldoen – bijvoorbeeld als de zoogkoe niet meer in 2002 afkalft of als het kalf binnen de zoogtermijn van vier maanden van de zoogkoe wordt gescheiden – niet met behoud van premie kan worden vervangen, mits de vervangende zoogkoe voldoet aan alle premievoorwaarden (waaronder de aanhoudtermijn van zes maanden als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 en de afkalf- en zoognorm van artikel 6.2, eerste lid, onder d, van de Regeling) en de vervanging overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EG) nr. 2419/2001 is geschied.
Anders dan verweerder, is het College van oordeel dat het begrip zoogkoe in artikel 37, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 2419/2001 niet aan vervanging van het rund met ID-code * in de weg staat. Verweerders opvatting dat een rund aan de voorwaarden van artikel 6.2, eerste lid, onder d, van de Regeling moet voldoen om als zoogkoe in de zin van artikel 37, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 2419/2001 en artikel 6, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 te kunnen worden aangemerkt, vindt geen steun in de communautaire regelgeving. De definitiebepaling van zoogkoe – zoals weergegeven in artikel 3, onder f, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 – dient te worden onderscheiden van de (Nederlandse) premievoorwaarden van artikel 6.2, eerste lid, onder d, van de Regeling. Overigens is dit onderscheid in artikel 6.2, eerste lid, onder d, van de Regeling ook gemaakt. De twee genoemde premievoorwaarden (afkalf- en zoognorm) hebben immers uitdrukkelijk betrekking op de aan te houden "zoogkoeien". In artikel 1.1, onder p, van de Regeling is de communautaire definitie van zoogkoe als in artikel 3, onder f, van Verordening (EG) nr. 2419/2001 overgenomen.
5.5 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit moet worden vernietigd wegens strijd met artikel 37, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 2419/2001.
5.6 Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of er grond is voor een proceskostenvergoeding met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
In het bestreden besluit van 15 september 2004 is ten onrechte vermeld dat appellant in 2002 voor veertien in plaats van vijftien runderen zoogkoeienpremie heeft aangevraagd. Verweerder heeft deze fout hersteld door een aanpassing van het besluit op dit punt.
Anders dan appellant, ziet het College geen reden voor een vergoeding van de kosten van de ingeroepen juridische bijstand om deze fout te herstellen. Uit het bestreden besluit blijkt dat sprake is van een kennelijke verschrijving, hetgeen ook voor appellant duidelijk had kunnen en behoren te zijn. Niet alleen is onder de rubriek 'Feiten en omstandigheden' van het bestreden besluit wel het juiste aantal aangevraagde dieren vermeld, ook blijkt uit de alinea waarin het onjuiste aantal is genoemd dat het juiste aantal vijftien is. Het gaat immers om in totaal achttien aangevraagde dieren, waarvan zeventien geconstateerde dieren en een niet-geconstateerd dier. Voor drie van de achttien dieren is slachtpremie aangevraagd, zodat vijftien dieren resteren waarvoor zoogkoeienpremie is aangevraagd. Het College begrijpt voorts niet hoe appellant heeft kunnen menen dat zowel voor het vervangen rund als het vervangende rund een sanctie is opgelegd. Uit het bestreden besluit blijkt duidelijk dat slechts één rund als niet-geconstateerd is aangemerkt en dat het kortingspercentage is berekend over dit ene rund.
Dat appellant nog andere proceskosten heeft gemaakt die wel voor vergoeding in aanmerking komen, is het College niet gebleken.