De recreatiewoningen op het park zijn verbonden met de elektriciteitsleidingen die eigendom zijn van Emslandermeer. Daarmee zijn de eigenaren aan te merken als aangesloten derden.
In het besluit van 28 maart 2007 was aangenomen dat het gehele park op grond van artikel 16, aanhef en onder e, WOZ, moest worden gekwalificeerd als één onroerende zaak, zodat aangeslotenen niet zouden kunnen worden gekwalificeerd als derden. Deze kwalificatie is echter niet juist, met name omdat niet alle objecten behoren tot de eigendom van één (rechts)persoon. Bovendien is niet het hele terrein van het park in de exploitatie betrokken, aangezien de recreatiewoningen van appellanten volledig tot hun beschikking staan en derhalve geen onderdeel uitmaken van de exploitatie van Emslandermeer/Emsrent.
Appellanten zijn aan te merken als afnemers die beschikken over een aansluiting op een net met een totale maximale doorlaatwaarde van ten hoogste 3*80 A. Voor het leveren van elektriciteit aan dergelijke afnemers is ingevolge artikel 95a EW’98 in beginsel een vergunning verplicht. Emslandermeer is de rechtspersoon die de levering van elektriciteit verzorgt en daarom dient te worden aangemerkt als leverancier in de zin van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder f, EW’98 en in beginsel gehouden is er voor te zorgen dat de levering geschiedt op basis van een verleende vergunning.
Onderzocht dient echter te worden of de uitzonderingsgrond van artikel 95, tweede lid, onder d, EW’98 van toepassing is. Daarvoor is van belang of Emslandermeer de elektriciteit bedrijfsmatig levert. Op grond van artikel 2, aanhef en onder a, MR Elektriciteit, wordt als voorwaarde voor het niet-bedrijfsmatig leveren van elektriciteit onder andere gesteld dat de leverancier niet het recht van gebruik heeft van een net, dan wel dat de leverancier op grond van artikel 15, eerste of tweede lid, EW’98 vrijgesteld respectievelijk ontheven is van de plicht een netbeheerder aan te wijzen.
Verweerder stelt vast dat Emslandermeer als eigenaar het recht van gebruik heeft van het net van het park. Daarnaast is gebleken dat het verbruik op het net van het park meer is dan 0,1 GWh per jaar, waardoor niet wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 15, eerste lid, EW’98. Tevens staat vast dat Emslandermeer geen ontheffing heeft op grond van artikel 15, tweede lid, EW’98.
Verweerders conclusie is dat Emslandermeer in strijd met artikel 95a, eerste lid, EW’98, elektriciteit levert aan afnemers die beschikken over een aansluiting op het net van Emslandermeer.
3.1.2 Met betrekking tot de levering van gas is de vraag of de gasleidingen op het park zijn te kwalificeren als een installatie of als een gastransportnet in de zin van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder d, Gaswet. Er is sprake van leidingen voor het transport van gas en daarmee verbonden hulpmiddelen als bedoeld in die bepaling.
Het begrip installatie wordt in de Gaswet niet gedefinieerd. Op grond van de wetsgeschiedenis moet echter eenzelfde afbakening tussen installatie en transportnet plaats vinden als tussen installatie en net in de EW’98. Dit leidt tot het oordeel dat sprake is van leidingen van Emslandermeer waarop derden zijn aangesloten. Die leidingen dienen dan ook te worden gekwalificeerd als gastransportnet in de zin van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder d, Gaswet, aldus verweerder.
Appellanten zijn te kwalificeren als afnemers die naar een op het verbruik in voorgaande jaren gegronde verwachting minder dan 170.000 m³ gas per jaar verbruiken. Voor het leveren van gas aan dergelijke afnemers is ingevolge artikel 43 Gaswet in beginsel een vergunning vereist. Emslandermeer is de rechtspersoon die de levering van gas verzorgt en daarom dient te worden aangemerkt als leverancier en in beginsel gehouden is er voor te zorgen dat levering geschiedt op basis van een verleende vergunning.
Onderzocht dient echter te worden of de uitzonderingsgrond van artikel 43, tweede lid, onder b, Gaswet van toepassing is. Daarvoor is van belang of Emslandermeer het gas bedrijfsmatig levert. Verweerder stelt vast dat Emslandermeer eigenaar is van het terrein en acht het leveren van gas van ondergeschikte betekenis in de gehele exploitatie van het park. Emslandermeer leverde reeds vóór inwerkingtreding van de MR Gas op 1 juli 2004 gas aan beschermde afnemers. Gelet op artikel 43, tweede lid, aanhef en onder b, Gaswet en artikel 4, eerste lid, MR Gas – in onderlinge samenhang gelezen – geldt het verbod van gaslevering zonder vergunning aan kleinverbruikers niet voor Emslandermeer.
Verweerder conclusie is dat het verzoek om handhaving ten aanzien van het zonder vergunning leveren van gas aan kleinverbruikers dient te worden afgewezen.
3.1.3 Ingevolge de artikelen 95i EW’98 en 1, eerste lid, aanhef en onder a, EW’98 is de Minister bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de verplichting van artikel 95a EW’98. Bij artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, Mandaatbesluit is de raad mandaat verleend tot het nemen van besluiten en verrichten van overige handelingen die verband houden met onder andere artikel 95i EW’98. Bij artikel 2, tweede lid, aanhef en onder a, Mandaatbesluit is aan de raad bovendien mandaat verleend tot het nemen van beslissingen op bezwaarschriften tegen besluiten die zijn gebaseerd op de artikelen genoemd in het eerste lid.
Verweerder ziet geen aanleiding om af te zien van handhavend optreden. Er bestaat geen concreet uitzicht op legalisatie en van bijzondere omstandigheden is niet gebleken. Verweerder acht het aangewezen een last onder dwangsom op te leggen, waarbij een begunstigingstermijn van twintig weken redelijk wordt geacht, gelet op de tijd die is gemoeid met informatievergaring ten behoeve van de aanvraag van een vergunning of ontheffing en de behandeling van een dergelijke aanvraag.
3.2 In het besluit van 4 juni 2008 heeft verweerder overwogen dat nog geen beslissing is genomen op de aanvraag van Emslandermeer voor het verkrijgen van een ontheffing van de plicht een netbeheerder aan te wijzen. Verweerder oordeelt dat de begunstigingstermijn aanpassing behoeft en acht het redelijk dat deze termijn afhankelijk wordt gesteld van de uitspraak van het College op de onderhavige beroepen. Verweerder stelt een termijn van tien weken na de uitspraak op deze beroepen.
3.3 In het besluit van 17 februari 2009 heeft verweerder zijn besluit van 7 februari 2008, zoals gewijzigd bij het besluit van 4 juni 2008, wederom gewijzigd. Verweerder heeft hierbij zijn oordeel herzien dat Emslandermeer moet worden aangemerkt als leverancier in de zin van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder f, EW’98. Uit met name de situatietekeningen van de elektriciteitsleidingen op het park en de kopieën van de leveringscontracten tussen Oxxio en Emsrent blijkt dat niet Emslandermeer, maar Emsrent moet worden gezien als leverancier.
Dit is ook in overeenstemming met het oorspronkelijke verzoek tot handhaving van appellanten. Voor de beoordeling of Emsrent gehouden is er zorg voor te dragen dat de levering van elektriciteit geschiedt op basis van een verleende vergunning, dient met betrekking tot de uitzondering genoemd in artikel 95a, tweede lid, onder d, EW’98, te worden vastgesteld of Emsrent de elektriciteit anders dan bedrijfsmatig levert. Verweerder ziet zich in dit verband gesteld voor de vraag wat moet worden verstaan onder “recht van gebruik” in de zin van artikel 2, aanhef en onder a, MR Elektriciteit. Verweerder beargumenteert dat dit zo moet worden verstaan, dat de beheerder van een net niet tevens leverancier mag zijn. In casu is Emslandermeer de beheerder van het net en heeft zij derhalve recht op het gebruik van het net. Emsrent heeft dit recht van gebruik niet. Ten aanzien van de voorwaarde die is gesteld in artikel 2, aanhef en onder b, MR Elektriciteit stelt verweerder vast dat de activiteiten van Emsrent primair zijn gericht op de verhuur van recreatiewoningen en dat de levering van elektriciteit in het geheel van de onderneming van Emsrent van ondergeschikte betekenis is. Ten aanzien van de voorwaarde die is gesteld in artikel 2, aanhef en onder c, MR Elektriciteit stelt verweerder vast dat Emsrent al op
29 juli 1998 elektriciteit geleverd kreeg en aannemelijk is dat deze werd doorgeleverd ten behoeve van de woningen op het park.
Verweerder laat de herroeping van zijn besluit van 28 maart 2007 in stand, maar wijzigt het besluit van 7 februari 2008 – gewijzigd bij besluit van 4 juni 2008 – voor zover dat ziet op de gestelde overtreding van Emslandermeer en de daarbij opgelegde last onder dwangsom en stelt vast dat Emsrent zonder vergunning elektriciteit levert aan kleingebruikers, maar dat daarvoor ook geen vergunning is vereist. Nu geen overtreding kan worden vastgesteld dient het verzoek om handhaving alsnog te worden afgewezen.