ECLI:NL:CBB:2009:BI1807
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag ooipremie op basis van controle door AID
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 9 april 2009 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag om ooipremie door appellante, een maatschap, tegen de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De procedure volgde op een eerdere uitspraak van 7 maart 2007, waarin het College de beslissing op het bezwaar van appellante inzake haar aanvraag om ooipremie voor 2005 had vernietigd en verweerder had opgedragen opnieuw te beslissen. Na heroverweging verklaarde verweerder het bezwaar opnieuw ongegrond, wat leidde tot het beroep van appellante.
De kern van het geschil draaide om het aantal premiewaardige ooien dat op het bedrijf van appellante aanwezig was tijdens een controle door de AID op 14 april 2005. De AID had vastgesteld dat er 580 ooien aanwezig waren, terwijl appellante stelde dat dit aantal veel hoger was, namelijk 984. Appellante betwistte de betrouwbaarheid van het AID-rapport en voerde aan dat de handtekeningen op het rapport vervalst waren. Het College oordeelde echter dat de AID-rapportage voldoende betrouwbaar was en dat appellante geen overtuigende bewijsstukken had overgelegd om haar stellingen te onderbouwen.
Het College bevestigde dat de AID bij de controle een foutmarge van enkele tientallen dieren hanteert, en dat de vaststelling van 580 ooien, met deze marge, niet leidde tot de conclusie dat appellante recht had op de aangevraagde ooipremie. De afwijzing van de aanvraag werd gerechtvaardigd door de artikelen 59 en 60 van de Verordening (EG) nr. 796/2004. Het College verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van appellante om wettelijke rente en schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt het belang van de betrouwbaarheid van controle-informatie en de noodzaak voor appellanten om hun claims met voldoende bewijs te onderbouwen.