6. De beoordeling van het geschil
6.1 Partijen houdt in de eerste plaats verdeeld de vraag of OPTA haar bevoegdheid tot het beslechten van het bij haar door KPN aanhangig gemaakte geschil terecht heeft gebaseerd op artikel 12.2, eerste lid, Tw. Naar het oordeel van het College moet die vraag bevestigend worden beantwoord. Daartoe wordt als volgt overwogen.
6.1.1 Het College gaat ervan uit dat het FTA-tarief niet (langer) voortvloeit uit de interconnectieovereenkomst en dat geen sprake is van wilsovereenstemming tussen Tele2 en KPN over het door Tele2 per 1 juli 2007 te hanteren FTA-tarief. Verder acht het College niet aannemelijk dat de interconnectieovereenkomst is gewijzigd door de brief van KPN van 6 juli 2001 in die zin, dat Tele2 vanaf dat moment bevoegd zou zijn om eenzijdig haar FTA-tarieven te verhogen. Die uitleg van de brief impliceert dat KPN vrijwillig zou hebben ingestemd met welke toekomstige FTA-tariefwijziging van Tele2 dan ook. De uitleg van OPTA en KPN, dat de brief uit 2001 in de context van de destijds heersende marktomstandigheden dient te worden gelezen en begrepen en dat de brief betrekking had op de procedure waarmee alternatieve aanbieders destijds wijzigingen in het FTA-tarief konden doorgeven, ligt naar het oordeel van het College meer voor de hand. Daarbij is van belang dat de betreffende brief met bijlagen uitgebreide procedurele beschrijvingen bevat en dat KPN reeds in 2002 een geschil bij OPTA aanhangig heeft gemaakt over een eenzijdige verhoging van de FTA-tarieven door Tele2. Dat geschil heeft bovendien geleid tot de uitspraak van het College van 16 juni 2005, waarin er, als tussen partijen niet betwist, eveneens van is uitgegaan dat tussen KPN en Tele2 geen overeenkomst bestond die de hoogte van de FTA-tarieven bepaalde.
6.1.2 Het beroep van Tele2, waar zij stelt dat OPTA zich had moeten baseren op artikel 12.2, tweede lid, Tw, en alleen bevoegd zou zijn geweest de redelijkheid van de verhoogde FTA-tarieven te beoordelen, is in zoverre dan ook ongegrond.
6.2 Tele2 heeft verschillende gronden aangevoerd ter onderbouwing van haar standpunt dat OPTA ten onrechte heeft bepaald dat haar FTA-tarieven moeten worden berekend volgens het beginsel van vertraagde reciprociteit. Naar het oordeel van het College kunnen die gronden evenwel niet slagen. Hiertoe overweegt het College als volgt.
6.2.1 Zoals het College eerder heeft overwogen, onder meer in de eerdergenoemde uitspraak van 16 juni 2005, komt OPTA, wanneer zij in het kader van de beslechting van een geschil de tussen partijen geldende tarieven moet vaststellen, bij het bepalen van wat redelijke tarieven zijn een ruime mate van beoordelingsvrijheid toe.
6.2.2 In het onderhavige geval heeft OPTA die beoordelingsvrijheid ingevuld door te bepalen dat de tarieven van Tele2 niet hoger mogen zijn dan het niveau van de tarieven zoals die worden bepaald op basis van de rekenregels van vertraagde reciprociteit, conform de Beleidsregels 2007. De in de Beleidsregels 2007 neergelegde rekenregels inzake vertraagde reciprociteit komen inhoudelijk overeen met de rekenregels waarin was voorzien in de ingetrokken Beleidsregels 2003, met uitzondering van de daarin opgenomen mogelijkheid om af te wijken en aan te sluiten bij de werkelijke kosten van een niet-aangewezen aanbieder. Met het beginsel van vertraagde reciprociteit heeft OPTA beoogd recht te doen aan de relatieve positie van de andere vaste aanbieders ten opzichte van KPN, die een historisch gegroeide voorsprong op hen heeft. Door als maximaal redelijk tarief het niveau van het - kort gezegd - gemiddelde tarief van KPN van drie jaar tevoren voor te schrijven, worden de andere vaste aanbieders in staat gesteld hun historisch bepaalde achterstand op KPN geleidelijk in te lopen. Voorts mag KPN geacht worden een efficiënte aanbieder te zijn. Door aan te sluiten bij de kosten van een efficiënte aanbieder en niet bij de werkelijke kosten van de andere vaste aanbieders, worden zij – aldus OPTA - voorzover nodig gestimuleerd om (eveneens) efficiënt te opereren.
6.2.3 In de eerdergenoemde uitspraak van 16 juni 2005 heeft het College geen grond gezien voor het oordeel dat OPTA de grenzen van de haar ter zake toekomende beoordelingsvrijheid heeft overschreden door gebruik te maken van het beginsel van vertraagde reciprociteit en van de in dat kader toegepaste berekeningsmethodiek volgens de Beleidsregels 2003.
In de eveneens eerdergenoemde uitspraak van 11 mei 2007 heeft het College geen grond gezien om in de context van de daarin aan de orde zijnde zaken daarover anders te oordelen. In hetgeen Tele2 heeft aangevoerd ziet het College onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat OPTA in het thans voorliggende geval onredelijk heeft gehandeld door langs de lijnen van de Beleidsregels 2007 de tarieven vast te stellen op basis van het beginsel van vertraagde reciprociteit en de daartoe gehanteerde berekeningsmethode.
6.2.4 Dat, zoals Tele2 heeft aangevoerd, de Beleidsregels 2007 alleen gelden voor bij de marktanalyse vaste gespreksafgifte als AMM-partij aangewezen aanbieders, kan aan dit oordeel niet afdoen, nu het niet gaat om de Beleidsregel 2007 zelf, maar om het daaraan ten grondslag gelegde beginsel dat ook los van een AMM-aanwijzing kan worden toegepast, zoals ook het geval was onder het oude reguleringskader. Bij dit oordeel heeft het College zich ook laten leiden door de overweging dat met het bestreden besluit wordt aangesloten bij de in de markt feitelijk gehanteerde tarieven. Het voorschrijven van tarieven die, met uitzondering van KPN, voor zo goed als alle partijen op de markt voor afgifte op een vast net gelden, kan slechts onder bijzondere omstandigheden als onredelijk beschouwd worden.
Daarvoor is niet genoeg dat Tele2 als gevolg van de uitspraak van het College van 11 mei 2007 nu juist gedeeltelijk van de verplichting om het vertraagd reciproque tarief te hanteren voor afgifte op haar net was ontheven. Niet valt immers in te zien waarom die omstandigheid zou moeten leiden tot het oordeel dat het redelijk zou zijn dat KPN in sommige gevallen een hoger afgiftetarief zou moeten betalen voor aan het net van Tele2 afgegeven gesprekken dan wanneer het gaat om aan andere vaste netten afgegeven gesprekken.
6.2.5 Wat betreft de stelling van Tele2 dat OPTA zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de relatie tussen de MTA-tarieven, zoals deze bepaald zijn bij het marktanalysebesluit inzake de wholesalemarkten voor gespreksafgifte op de afzonderlijke mobiele telefoonnetwerken van 30 juli 2007, en de FTA-tarieven, overweegt het College het volgende. Naar aanleiding van het tegen dit besluit gerichte beroep van UPC Nederland B.V, heeft het College bij beschikking van 23 juli 2008 (AWB 07/674 e.a., www.rechtspraak.nl, LJN: BD8280) het oordeel uitgesproken dat dit beroep wat betreft de vaststelling van de hoogte van de tarieven gegrond dient te worden verklaard omdat het marktanalysebesluit op dit punt niet berust op een deugdelijke motivering.
Reeds dit door het College geformuleerde oordeel, dat met zich brengt dat bedoelde tariefvaststelling kan komen te vervallen, moet ertoe leiden dat – wat er verder ook zij van het betoog dat de hoogte van de aldus vastgestelde tarieven van de mobiele aanbieders reden zou moeten vormen Tele2 in de gelegenheid te stellen haar tarief boven het vertraagd reciproque niveau vast te stellen – zij daarin door het College niet gevolgd kan worden.
Daar komt bij dat geen wettelijk voorschrift valt aan te wijzen op grond waarvan OPTA in het onderhavige geschil tussen Tele2 en KPN over de door KPN aan Tele2 te betalen FTA-tarieven verplicht zou zijn om die tarieven te differentiëren naar de verschillende verkeersstromen, afkomstig van andere netwerken dan het vaste netwerk van KPN. OPTA heeft derhalve de redelijkheid van het vast te stellen tarief mogen beoordelen in, en op basis van, de interconnectierelatie tussen KPN en Tele2.
6.2.6 Weliswaar is OPTA in de overwegingen van het bestreden besluit ingegaan op de bij de uitspraak van het College van 11 mei 2007 in stand gelaten AMM-aanwijzing van Tele2 en op het kopersmachtonderzoek van Lexonomics, maar daarmee is nog geen sprake van een verkapt marktanalysebesluit. OPTA heeft bij het bepalen van het onderhavige tarief het geschil tussen KPN en Tele2 beslecht op grond van het daarvoor geldende juridische kader en dat besluit wordt in onderhavige procedure dan ook aan dat kader getoetst.
Uit het voorgaande volgt tevens dat aan het door Lexonomics uitgevoerde onderzoek naar kopersmacht in deze procedure geen zwaarwegende betekenis toekomt, zodat de desbetreffende beroepsgrond van Tele2 hier geen verdere bespreking behoeft
6.3 De conclusie uit het vorenoverwogene moet zijn dat het beroep van Tele2 ongegrond is.
6.4 Voor een proceskostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 Awb bestaan geen termen.