ECLI:NL:CBB:2008:BD8809
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- W.E. Doolaard
- E.J.M. Heijs
- S.C. Stuldreher
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar door het College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 23 juli 2008, wordt de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van appellanten, een maatschap van melkveehouders, beoordeeld. Appellanten, die gebruik maken van de negatieve vetcorrectie, hebben bezwaar gemaakt tegen een brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid, waarin zij geïnformeerd werden over de wijziging van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 595/2004. Deze wijziging, die op 1 april 2007 in werking trad, beperkt de mogelijkheid voor appellanten om meer melk heffingvrij te leveren dan hun quotum toelaat.
Het College stelt vast dat appellanten hun bezwaar niet tijdig hebben gemotiveerd, ondanks dat de verweerder hen een termijn had gegund om dit te doen. Het bezwaarschrift voldeed niet aan de eisen van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die stelt dat een bezwaarschrift de gronden van het bezwaar moet bevatten. De verweerder heeft appellanten de gelegenheid geboden om dit verzuim te herstellen, maar zij hebben hier geen gebruik van gemaakt.
Het College concludeert dat de verweerder op grond van artikel 6:6 Awb bevoegd was om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. Appellanten hebben geen feiten of omstandigheden aangevoerd die het College zouden kunnen overtuigen dat de verweerder in dit geval niet van zijn bevoegdheid gebruik had mogen maken. De omstandigheid dat het bezwaar mogelijk ook op andere gronden niet-ontvankelijk had kunnen worden verklaard, doet hieraan niet af. Uiteindelijk verklaart het College het beroep ongegrond en ziet het geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.