5. De beoordeling van het geschil
5.1 De eerste grief van appellante ziet op de bevoegdheid van de minister om haar een boete op te leggen wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, in samenhang bezien met artikel 23 van het Warenwetbesluit. Het College overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het proces-verbaal met nr. 270250392 betreffende de inspectie van de bedrijfsruimten van appellante op 19 juli 2004 kan worden opgemaakt dat in de winkel van appellante achter de toonbank doorzichtige voorraadpotten staan uitgestald. De inhoud van deze potten betrof blijkens het proces-verbaal onder meer gedroogde vruchten, takjes en twijgjes, wortel en wortelharen, blaadjes en zaadjes. Deze potten waren voorzien van Chinese karakters en de Latijnse benaming van de betreffende gedroogde plantendelen. Het College is van oordeel dat artikel 3 van het Warenwetbesluit ook betrekking heeft op de etikettering van voorraadpotten, waarvan de inhoud voor de verkoop is bestemd. Gelet hierop dient de aanduiding op de voorraadpotten in de winkel van appellante in de Nederlandse taal te zijn weergegeven zoals bepaald in artikel 2, eerste lid, in samenhang bezien met artikel 23 van het Warenwetbesluit. Hierbij neemt het College nog in aanmerking dat in het aanvullend proces-verbaal met nr. 270250392-A1 van 22 oktober 2004 door de VWA is verklaard, dat het voor personen met kennis van de betreffende kruiden en die de Chinese taal en het Pinyin machtig zijn, zoals appellante, het zeer wel mogelijk moet zijn om op de etiketten een vertaalde Nederlandse aanduiding op te nemen. Dit is door appellante in hoger beroep niet bestreden, evenmin als dat door appellante is bestreden dat deze overtreding haar kan worden toegerekend. De rechtbank heeft derhalve terecht geoordeeld dat de minister bevoegd was een boete op te leggen wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, in samenhang bezien met artikel 23 van het Warenwetbesluit.
De eerste grief van appellante slaagt niet.
5.2 De tweede grief van appellante, welke erop neerkomt dat de rechtbank ten onrechte haar beroep op het gelijkheidsbeginsel niet heeft gehonoreerd, faalt evenzeer. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat door de minister reeds in 2004 boetes zijn opgelegd aan andere winkels waar Chinese kruiden werden verhandeld in strijd met de Warenwet en het Warenwetbesluit. Voor zover de minister in een enkel geval in afwijking van de interne werkvoorschriften (zoals neergelegd in Maatregelgrenzen Chemie) na een geconstateerde overtreding geen boete zou hebben opgelegd, volgt daaruit niet dat in het geval van appellante ook geen boete zou kunnen worden opgelegd. Van een concrete afwijking in een vergelijkbaar geval is overigens niet gebleken. Ook is niet gebleken van gevallen dan wel een beleid van de minister waarin, zoals appellante stelt, een termijn van zes maanden is gegeven om de overtreding ongedaan te maken.
De tweede grief van appellante slaagt evenmin.
5.3 Met betrekking tot de derde grief van appellante, waarin appellante aanvoert dat ze van de zijde van de minister op oneerlijke wijze is behandeld en het slachtoffer is geworden van discriminatie en bureaucratie, ook door het handelen van de rechtbank, is het College van oordeel dat van zodanig handelen niet is gebleken.
Dit betekent dat ook de derde grief niet slaagt.
5.4 Het vorenstaande in aanmerking genomen heeft de rechtbank naar het oordeel van het College dan ook terecht overwogen dat de minister in redelijkheid heeft kunnen besluiten van zijn bevoegdheid tot oplegging van een boete gebruik te maken. Bijzondere omstandigheden die leiden tot het oordeel dat de minister het bedrag van de boete had behoren te matigen, zijn het College in deze zaak niet gebleken. Het College acht de aan appellante opgelegde boete evenredig aan de aard en ernst van de overtredingen.
5.5 Het voorgaande leidt het College tot de conclusie dat het hoger beroep ongegrond is. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.6 Voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht bestaat geen aanleiding.