ECLI:NL:CBB:2006:AZ6192
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Inbeslagname van een hond van het Pit-bull-Terriër-type en de toepassing van bestuursdwang
In deze zaak heeft verzoekster, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de burgemeester van Groningen, waarbij het bezwaar tegen de inbeslagname van haar hond op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren ongegrond is verklaard. De hond, Madjoe, werd op 14 juni 2006 in beslag genomen door de regiopolitie Groningen, omdat er vermoedens bestonden dat het een hond betrof met de uiterlijke kenmerken van een Pit-bull-Terriër. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze inbeslagname en verzocht om een voorlopige voorziening om het besluit te schorsen. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 13 december 2006, waarbij zowel verzoekster als de burgemeester met hun gemachtigden aanwezig waren.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de hond voldoet aan de kenmerken van het Pit-bull-Terriër-type, zoals beschreven in de relevante wetgeving. Er zijn verschillende deskundigenrapporten ingediend, waaronder een rapport van de heer B.S.J. Ludema van de Algemene Inspectiedienst, die concludeerde dat de hond in overwegende mate aan de kenmerken van een Pit-bull-Terriër voldoet. Verzoekster heeft een contra-expertise laten uitvoeren door de heer G. Kuiper, maar de voorzieningenrechter heeft deze rapportage niet als voldoende geacht, omdat Kuiper geen door de minister aangewezen deskundige is.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de burgemeester bevoegd was om de hond in beslag te nemen en dat de inbeslagname gerechtvaardigd was op basis van de wetgeving. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, omdat de voorzieningenrechter van mening was dat de hond terecht als een gevaarlijke hond werd aangemerkt. De beslissing van de voorzieningenrechter werd op 15 december 2006 openbaar uitgesproken, waarbij geen termen aanwezig werden geacht voor een proceskostenveroordeling.