ECLI:NL:CBB:2005:AU1630
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Tegemoetkoming op basis van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en waardevaststelling van dieren
In deze zaak heeft de Maatschap A, te X, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat betrekking had op een tegemoetkoming in schade op basis van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwd). De appellante had bezwaar gemaakt tegen eerdere besluiten van de minister, waarbij een tegemoetkoming was vastgesteld voor de gedode dieren en onschadelijk gemaakte producten. De procedure begon met een beroep dat op 26 oktober 2004 bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven werd ingediend, tegen een besluit van 29 september 2004. De zitting vond plaats op 21 juli 2005, waarbij de appellante niet verscheen, maar de minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De kern van het geschil betrof de waardevaststelling van de dieren die preventief waren geruimd. De appellante stelde dat de waarde van de dieren op de dag van de daadwerkelijke ruiming moest worden vastgesteld, in plaats van op de screeningsdatum. Het College oordeelde echter dat de minister de waardevaststelling in redelijkheid had uitgevoerd, waarbij de screeningsdatum als bepalend werd beschouwd. Het College vond het beleid van de minister niet onredelijk, aangezien de dieren na de screening geen handelswaarde meer hadden en het risico van uitval voor rekening van de minister kwam.
Het College verklaarde het beroep ongegrond, maar erkende dat de appellante een dagvergoeding had ontvangen voor de kosten die zij had gemaakt voor de verzorging van de dieren tussen de screening en de ruiming. De beslissing van de minister om de waarde van de dieren te baseren op de screeningsdatum werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. M.A. Fierstra, met mr. A. Graefe als griffier, op 9 augustus 2005.