ECLI:NL:CBB:2003:AI0374

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
15 juli 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 02/1487, 02/1488 en 02/1489
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluiten inzake varkensrechten en toepassing van het Besluit hardheidsgevallen herstructurering varkenshouderij

Op 6 augustus 2002 ontving het College van Beroep voor het bedrijfsleven beroepschriften van appellanten tegen besluiten van 25 en 26 juni 2002 van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Deze besluiten verklaarden de bezwaren van appellanten ongegrond, die zich verzetten tegen eerdere besluiten van 28 en 30 november 2000. In deze eerdere besluiten werd aan appellanten meegedeeld dat zij niet in aanmerking kwamen voor toepassing van artikel 13 van het Besluit hardheidsgevallen herstructurering varkenshouderij (Bhv). De appellanten, bestaande uit maatschappen A en B en een individuele appellant C, werden vertegenwoordigd door hun advocaat, mr. A.A.M. van Beek.

Tijdens de zitting op 24 juni 2003 werd de zaak behandeld. De kern van het geschil betrof de vraag of de meldingen van appellanten door verweerder correct waren beoordeeld als meldingen voor categorie 14b, zoals aangegeven op hun aanmeldingsformulieren, of dat deze ook als meldingen voor categorie 14a, geregeld in artikel 9 Bhv, hadden moeten worden opgevat. Het College oordeelde dat appellanten niet konden aantonen dat er bijzondere omstandigheden waren die verweerder hadden moeten dwingen om hun meldingen anders te interpreteren.

Het College concludeerde dat de meldingen van appellanten terecht als categorie 14b waren beoordeeld. De beroepen van appellanten werden ongegrond verklaard, en er werden geen termen gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. J.A. Hagen, in aanwezigheid van griffier mr. B. van Velzen, op 15 juli 2003.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
(vijfde enkelvoudige kamer)
No.AWB 02/1487, 02/1488 en 02/1489 15 juli 2003
16500 Wet herstructurering varkenshouderij
Uitspraak in de zaken van:
1) maatschap A, te X, appellante in zaak 02/1487;
2) maatschap B, te X, appellante in zaak 02/1488;
3) C, te X, appellant in zaak 02/1489,
gemachtigde van alle appellanten: mr. A.A.M. van Beek, advocaat te Tilburg,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde: mr. N.G. van Breukelen, werkzaam bij Bureau Heffingen te Assen.
1. De procedures
Op 6 augustus 2002 heeft het College van appellanten beroepschriften ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen besluiten van 25 en 26 juni 2002 van verweerder. Bij die besluiten zijn ongegrond verklaard de bezwaren van appellanten tegen besluiten van 28 en 30 november 2000, waarbij verweerder appellanten heeft bericht dat zij niet in aanmerking komen voor toepassing van artikel 13 van het Besluit hardheidsgevallen herstructurering varkenshouderij (hierna: Bhv).
Op 8 oktober 2002 heeft het College van verweerder verweerschriften ontvangen.
Het College heeft de beroepen behandeld ter zitting van 24 juni 2003. Aldaar waren aanwezig de maten in appellanten sub 1 en 2, appellant sub 3, de gemachtigden van partijen en mr. M. Kouprie, werkzaam bij Bureau Heffingen te Assen.
2. De beoordeling van de beroepen
2.1 Tussen partijen is niet in geschil en ook voor het College staat vast dat appellanten aan artikel 13 Bhv geen aanspraak kunnen ontlenen op vergroting van hun varkensrecht.
2.2 De vraag die partijen verdeeld houdt, is of verweerder de aan de orde zijnde meldingen van appellanten terecht heeft opgevat en beoordeeld als meldingen voor categorie 14b, welke categorie is geregeld in artikel 13 Bhv, of dat hij deze meldingen (mede) had moeten opvatten en beoordelen als meldingen voor categorie 14a, welke categorie is geregeld in artikel 9 Bhv.
Het College stelt voorop dat appellanten op de aanmeldingsformulieren hebben aangekruist dat zij in aanmerking wensen te komen voor toepassing van categorie 14b. In beginsel mocht verweerder, mede bezien in het licht van artikel 4:2, eerste lid, aanhef en onder c, gelezen in samenhang met artikel 4:2, tweede lid, en artikel 4:4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), afgaan op deze keuze van appellanten.
Naar het oordeel van het College hebben appellanten niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden, op grond waarvan verweerder zou zijn gehouden hun meldingen (mede) op te vatten als meldingen voor categorie 14a.
Dat volgens de gemachtigde van appellanten voor eenieder duidelijk zou moeten zijn dat appellanten niet voldoen aan categorie 14b en zij derhalve niet (kunnen) hebben beoogd zich voor die categorie aan te melden, acht het College geen bijzondere omstandigheid als evenbedoeld. Het is de verantwoordelijkheid van appellanten, bij het doen van een melding aan te geven voor welke categorie zij in aanmerking wensen te komen.
De omstandigheid dat appellanten tijdens de hoorzitting in bezwaar alsnog het standpunt hebben ingenomen dat zij toepassing van categorie 14a hebben beoogd, leidt het College niet tot een ander oordeel. Zoals het College heeft overwogen in zijn uitspraak van 20 april 2001 (98/196; www.rechtspraak.nl, LJN-nummer AB1120), wordt de omvang van de heroverweging in bezwaar bepaald door de reikwijdte van de besluitvorming in primo. Nu appellanten op de aanmeldingsformulieren hebben aangegeven in aanmerking te willen komen voor categorie 14b en zij deze keuze hangende de aanvraag niet hebben gewijzigd, is de omvang van de onderhavige procedure beperkt tot de vraag of appellanten aan het met categorie 14b corresponderende artikel 13 Bhv aanspraak kunnen ontlenen op vergroting van hun varkensrecht. Het mede aan artikel 7:11, eerste lid, Awb ten grondslag liggende uitgangspunt dat de heroverweging in bezwaar ex nunc plaatsvindt, maakt dit niet anders.
Het vorenoverwogene leidt het College tot de slotsom dat verweerder de meldingen van appellanten terecht slechts heeft opgevat en beoordeeld als meldingen voor categorie 14b.
2.3 De beroepen van appellanten moeten derhalve ongegrond worden verklaard.
Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 Awb.
3. De beslissingen
Het College verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus gewezen door mr. J.A. Hagen, in tegenwoordigheid van mr. B. van Velzen, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2003.
w.g. J.A. Hagen w.g. B. van Velzen