ECLI:NL:CBB:2004:AO7811
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- R.R. Winter
- Rechtspraak.nl
Weigering ontheffing Winkeltijdenwet voor winkelopening op zondag
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 31 maart 2004 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de Winkeltijdenwet. Verzoeker, een eigenaar van een winkel in levensmiddelen, had op 11 december 2003 een aanvraag ingediend voor ontheffing van het verbod om op zondag zijn winkel geopend te hebben. Dit verbod is vastgelegd in artikel 2 van de Winkeltijdenwet 1996. Verzoeker stelde dat hij om religieuze redenen, namelijk de islamitische gebedsdag op vrijdag, zijn winkel op zondag geopend wilde houden. De gemeente Den Haag, als verweerder, heeft deze aanvraag echter afgewezen, omdat verzoeker zijn winkel op vrijdag, de islamitische gebedsdag, wel geopend had, wat volgens de gemeente niet in lijn was met een dwingende godsdienstige overtuiging.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij zijn winkel op zondag kon openen terwijl de bezwaarfase liep. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 24 maart 2004, waarbij zowel verzoeker als zijn gemachtigde aanwezig waren. De voorzieningenrechter concludeerde dat de aanvraag om ontheffing niet op religieuze gronden was gebaseerd, maar eerder op economische motieven. Dit werd onderbouwd door het feit dat verzoeker zijn winkel op vrijdag geopend hield, wat niet strookte met zijn claim van een dwingende religieuze overtuiging.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien de afwijzing van de ontheffingsaanvraag naar verwachting stand zou houden in een eventueel beroep. De rechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak benadrukt het belang van de dwingendheid van religieuze overtuigingen in het kader van de Winkeltijdenwet en de noodzaak voor verzoekers om hun claims adequaat te onderbouwen met bewijs van die overtuigingen.