ECLI:NL:CBB:2001:AB1026
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- C.M. Wolters
- B. van Velzen
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake mond- en klauwzeer bij verdachte dieren
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 30 maart 2001, werd een verzoek om voorlopige voorziening behandeld in het kader van de bestrijding van mond- en klauwzeer. Verzoeker, een veehouder, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Directeur van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees, dat alle evenhoevige dieren op zijn bedrijf als verdacht van mond- en klauwzeer aangemerkt werden. Dit besluit hield in dat de dieren gedood zouden worden ter bestrijding van het virus, terwijl verzoeker pleitte voor preventieve vaccinatie in plaats van doding.
De president van het College, C.M. Wolters, behandelde het verzoek en overwoog dat de spoedeisendheid van de situatie groot was, gezien de dreiging van de ziekte. De president oordeelde dat de maatregelen van de verweerder, die gericht waren op het voorkomen van verdere verspreiding van de ziekte, niet kennelijk onredelijk waren. Verzoeker voerde aan dat de besmetting niet vaststond en dat de Europese Commissie mogelijk een beleid zou instellen dat preventieve vaccinatie toestond. Echter, de president concludeerde dat het onverantwoord was om te wachten op een toekomstige beleidswijziging van de Europese Commissie, gezien de huidige situatie en de risico's van verspreiding van de ziekte.
Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en werd het besluit van de verweerder gehandhaafd. De president oordeelde dat er geen termen waren om de kosten van de procedure te vergoeden aan de andere partij.