ECLI:NL:RVS:2025:973
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door minister van Asiel en Migratie
Op 11 maart 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een vrijheidsontnemende maatregel die door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De vreemdeling had eerder, op 17 november 2024, een maatregel opgelegd gekregen, waartegen hij op 12 december 2024 beroep had ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I. Wudka, hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord in eerdere uitspraken. De Afdeling heeft ook ambtshalve geen reden gezien om de grensdetentie onrechtmatig te achten.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en de minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Nouta, griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 maart 2025.