ECLI:NL:RVS:2025:967
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na niet in behandeling nemen verblijfsvergunning
Op 11 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die op 6 februari 2025 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd indiende bij de minister van Asiel en Migratie. Deze aanvraag werd echter niet in behandeling genomen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.L.M. Stieger, heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg. De rechtbank verklaarde het beroep op 20 februari 2025 ongegrond, waarop de vreemdeling hoger beroep instelde en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, bevoegd is om het verzet tegen de uitspraak van de rechtbank te behandelen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verklaarde zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen, omdat de rechtbank reeds een uitspraak had gedaan die niet vatbaar was voor hoger beroep. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en de minister van Asiel en Migratie werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De voorzieningenrechter heeft het hogerberoepschrift van de vreemdeling doorgestuurd naar de rechtbank voor verdere behandeling als verzetschrift.