ECLI:NL:RVS:2025:967

Raad van State

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
202501147/1/V2 en 202501147/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na niet in behandeling nemen verblijfsvergunning

Op 11 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die op 6 februari 2025 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd indiende bij de minister van Asiel en Migratie. Deze aanvraag werd echter niet in behandeling genomen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.L.M. Stieger, heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg. De rechtbank verklaarde het beroep op 20 februari 2025 ongegrond, waarop de vreemdeling hoger beroep instelde en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, bevoegd is om het verzet tegen de uitspraak van de rechtbank te behandelen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verklaarde zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen, omdat de rechtbank reeds een uitspraak had gedaan die niet vatbaar was voor hoger beroep. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en de minister van Asiel en Migratie werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De voorzieningenrechter heeft het hogerberoepschrift van de vreemdeling doorgestuurd naar de rechtbank voor verdere behandeling als verzetschrift.

Uitspraak

202501147/1/V2 en 202501147/2/V2.
Datum uitspraak: 11 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 20 februari 2025 in zaak nr. NL25.5738 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 6 februari 2025 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 20 februari 2025 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.L.M. Stieger, advocaat in 's-Hertogenbosch, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Uit de uitspraak van de rechtbank blijkt dat de rechtbank toepassing heeft gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. Tegen die uitspraak kan daarom geen hoger beroep worden ingesteld. Zie artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb. Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen daartegen, zoals in de rechtsmiddelenclausule onder de uitspraak van de rechtbank ook wordt vermeld, wel verzet doen bij de bestuursrechter. In dit geval is de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, bevoegd. Zie artikel 8:55, eerste lid, van de Awb.
2.       De Afdeling is onbevoegd van het hoger beroep kennis te nemen. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
3.       De Afdeling zal het hogerberoepschrift van de vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank doorsturen naar de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, voor verdere behandeling als verzetschrift. Zie artikel 6:15 van de Awb.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart zich onbevoegd van het hoger beroep kennis te nemen;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.S. Heinen, griffier.
w.g. Wissels
w.g. Heinen
voorzieningenrechter
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2025
984