ECLI:NL:RVS:2025:933
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake verblijfsvergunning asiel
Op 10 maart 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 15 maart 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, nadat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 1 juli 2021 had besloten om de vreemdeling een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.Th. van Alkemade, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
In de overwegingen van de Raad van State werd ingegaan op de grieven van de vreemdeling, waarbij onder andere het interstatelijk vertrouwensbeginsel aan de orde kwam. De Raad oordeelde dat de minister niet op basis van dit beginsel mag uitgaan van de juistheid van een leeftijdsregistratie uit een andere lidstaat. Desondanks werd vastgesteld dat de minister de beoordeling van de leeftijd van de vreemdeling correct had uitgevoerd, waardoor de vreemdeling terecht als meerderjarig werd aangemerkt. De Raad concludeerde dat de tweede, derde en vierde grief van de vreemdeling niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidde.
De overige grieven van de vreemdeling werden eveneens ongegrond verklaard, zonder verdere motivering, omdat deze geen vragen bevatten die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden. Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.