ECLI:NL:RVS:2025:909

Raad van State

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
202302712/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing zorgtoeslag aanvraag en termijnoverschrijding

In deze zaak heeft [appellant] op 30 september 2021 zorgtoeslag aangevraagd voor het jaar 2020. De aanvraag werd echter afgewezen bij besluit van 2 november 2021, omdat deze te laat was ingediend, namelijk na de deadline van 1 september 2021. Een verzoek om herziening van dit besluit werd op 11 januari 2022 afgewezen, en het bezwaar daartegen werd op 24 maart 2022 ongegrond verklaard. De rechtbank Oost-Brabant verklaarde op 21 februari 2023 het beroep van [appellant] ongegrond. Hierop heeft [appellant] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De mondelinge uitspraak vond plaats op 25 februari 2025, waarbij de Afdeling Bestuursrechtspraak de uitspraak van de rechtbank bevestigde. De Afdeling oordeelde dat het niet in geschil is dat [appellant] de aanvraag voor zorgtoeslag uiterlijk op 1 september 2021 had moeten indienen, en dat hij deze termijn heeft overschreden. De rechtbank heeft terecht vastgesteld dat de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) geen mogelijkheid biedt om van deze indieningstermijn af te wijken. De redenen die [appellant] aanvoert, zoals onbekendheid met de uiterste datum en medische redenen voor de late indiening, zijn niet voldoende om hem in het gelijk te stellen. Tevens werd bepaald dat de Dienst Toeslagen geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

202302712/1/A2.
Datum uitspraak: 25 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost­-Brabant van 23 februari 2023 in zaak nr. 22/1025 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen (thans: de Dienst Toeslagen).
Openbare zitting gehouden op 25 februari 2025 om 11:30 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.H. Bangma, voorzitter
Griffier: mr. O. van Loon
Jurist: mr. H. van Terwisga
Verschenen:
[appellant];
de Dienst Toeslagen, vertegenwoordigd door [gemachtigden].
[appellant] heeft op 30 september 2021 zorgtoeslag aangevraagd voor het jaar 2020. Deze aanvraag is bij besluit van 2 november 2021 afgewezen omdat de aanvraag te laat, namelijk na 1 september 2021 is ingediend. Bij besluit van 11 januari 2022 is het verzoek van [appellant] om herziening van dit besluit afgewezen. Het bezwaar hiertegen is bij besluit van 24 maart 2022 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 21 februari 2023 heeft de rechtbank het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Beslissing
De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Gronden
1.       Niet in geschil is dat [appellant], gelet op artikel 15, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir), de aanvraag voor zorgtoeslag uiterlijk 1 september 2021 had moeten indienen en dat hij deze termijn heeft overschreden. De rechtbank heeft terecht en in overeenstemming met de uitspraak van de Afdeling van 26 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1117) overwogen dat de Awir geen mogelijkheid kent om af te wijken van deze indieningstermijn. Daarbij is de rechtbank ingegaan op de redenen waarom de wetgever voor deze indieningstermijn heeft gekozen. Dat [appellant] niet bekend was met de uiterlijke datum waarop de aanvraag kon worden ingediend en de aanvraag om medische redenen niet tijdig heeft kunnen indienen, zoals hij stelt, kan hem daarom niet baten.
2.       De Dienst Toeslagen hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Bangma
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Loon
griffier
284-972