Uitspraak
Datum uitspraak: 5 maart 2025
AFDELINGBESTUURSRECHTSPRAAK
lid van de enkelvoudige kamer
griffier
Raad van State
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de raad van de gemeente Ermelo tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had op 20 juli 2022 geoordeeld dat de raad ten onrechte een verzoek van Initiatief Bestuurlijk Ermelo (IBE) om openbaarmaking van gespreksverslagen had afgewezen. De gespreksverslagen betroffen gesprekken tussen fractievoorzitters en de burgemeester over politiek-bestuurlijke conflicten in Ermelo. De raad had zich op het standpunt gesteld dat openbaarmaking van deze verslagen inbreuk zou maken op de persoonlijke levenssfeer van de voormalig burgemeester en zou leiden tot onevenredige benadeling van betrokkenen. De rechtbank oordeelde echter dat de raad onvoldoende had gemotiveerd waarom deze belangen zwaarder wegen dan het belang van openbaarmaking.
In hoger beroep heeft de raad zijn standpunt herhaald en betoogd dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het belang van bescherming van de persoonlijke levenssfeer niet zwaarder mocht wegen dan het belang van openbaarmaking. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 26 november 2024. De Afdeling oordeelt dat de raad terecht heeft gesteld dat het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling, zoals bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), speelt. De Afdeling concludeert dat de raad het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling redelijkerwijs zwaarder heeft kunnen laten wegen dan het belang van openbaarmaking.
De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover deze is aangevallen en verklaart het beroep van IBE tegen het besluit van de raad ongegrond. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak van de Afdeling is openbaar uitgesproken op 5 maart 2025.