ECLI:NL:RVS:2025:868

Raad van State

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
202404216/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen toekenning uitkering Schadefonds Geweldsmisdrijven

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 7 juni 2024. De Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (CSG) had op 25 april 2022 aan [appellante] een uitkering van € 5.000,00 toegekend op basis van letselcategorie 3, omdat zij gedurende achttien jaar slachtoffer was van huiselijk geweld. [appellante] was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zij recht had op een uitkering op basis van letselcategorie 4. De rechtbank oordeelde echter dat [appellante] niet had aangetoond te voldoen aan de voorwaarden voor letselcategorie 4. De overgelegde documentatie, waaronder een brief van zorgcentrum De Waag, gaf slechts aan dat zij tussen augustus 2009 en augustus 2010 was behandeld, zonder bewijs van verdere behandelingen of langdurige afhankelijkheid van zorg.

In het hoger beroep herhaalde [appellante] haar eerdere argumenten, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank gemotiveerd op deze gronden was ingegaan en dat [appellante] geen nieuwe redenen had aangedragen die de eerdere beoordeling konden ondermijnen. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De CSG werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 5 maart 2025.

Uitspraak

202404216/1/A2.
Datum uitspraak: 5 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 7 juni 2024 in zaak nr. 23/1371 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: de CSG).
Procesverloop
Bij besluit van 25 april 2022 heeft de CSG aan [appellante] een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: het schadefonds) van € 5.000,00 toegekend.
Bij besluit van 21 november 2022 heeft de CSG het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 juni 2024 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De CSG heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft gesloten.
Overwegingen
1.       [appellante] is gedurende een periode van achttien jaar slachtoffer geweest van huiselijk geweld. De CSG heeft haar voor het opgelopen psychisch letsel een uitkering op grond van letselcategorie 3 toegekend. [appellante] is het hier niet mee eens. Zij vindt dat zij recht heeft op een uitkering op grond van letselcategorie 4.
2.       De rechtbank heeft geoordeeld dat [appellante] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij voldoet aan de twee voorwaarden die gelden om voor letselcategorie 4 in aanmerking te komen. Uit de brief van zorgcentrum De Waag die [appellante] heeft overgelegd blijkt alleen dat zij binnen deze instelling is behandeld tussen augustus 2009 en augustus 2010. Van verdere behandelingen is niets bekend, zodat niet kan worden vastgesteld dat verdere behandelingen niet zijn aangeslagen. Ook is niet gebleken dat de behandeling bij De Waag heeft geleid tot langdurige afhankelijkheid. Door toepassing van categorie 3 is de CSG aan [appellante] tegemoet gekomen en daarmee heeft zij rekening gehouden met de ernst van het leed en het letsel.
3.       De gronden die [appellante] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op deze gronden ingegaan. [appellante] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van deze gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 8 en 9 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.
4.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
5.       De CSG hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, griffier.
w.g. mr. Willems
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. mr. Hazen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2025
452-1159