ECLI:NL:RBDHA:2024:8918
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven na stelselmatig huiselijk geweld
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2024, in de zaak tussen eiseres en de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, wordt het beroep van eiseres tegen de hoogte van een toegekende uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven beoordeeld. Eiseres, die in de periode van 2003 tot 2021 slachtoffer was van stelselmatig huiselijk geweld, had verzocht om een hogere uitkering dan de door verweerder toegekende € 5.000,-. Verweerder had deze uitkering gebaseerd op letselcategorie drie van de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven, terwijl eiseres meende dat zij recht had op letselcategorie vier vanwege blijvend psychisch letsel.
De rechtbank oordeelt dat verweerder het beleid juist heeft toegepast. Eiseres had niet voldoende bewijs geleverd dat zij voldeed aan de voorwaarden voor letselcategorie vier, waaronder een diagnose van een bevoegde hulpverlener en een behandeltraject dat leidde tot langdurige afhankelijkheid. De rechtbank concludeert dat de toegepaste letselcategorie drie voldoende rekening houdt met de ernst van het letsel en de omstandigheden van eiseres. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding of vergoeding van griffierecht.
De uitspraak benadrukt de terughoudendheid van de rechter bij het toetsen van beslissingen van verweerder over uitkeringen uit het Schadefonds, en bevestigt dat de rechter voldoende oog heeft gehad voor de evenredigheid tussen de situatie van eiseres en de doelstellingen van het beleid.