ECLI:NL:RVS:2025:792

Raad van State

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
202301584/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel

Op 27 februari 2025 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was op 5 september 2022 afgewezen. De vreemdeling had beroep ingesteld tegen deze afwijzing, maar de rechtbank Den Haag verklaarde het beroep op 16 februari 2023 ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Grigorjan, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.

De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moeten worden. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken waarin vergelijkbare rechtsvragen zijn behandeld, en concludeert dat er geen aanleiding is om in dit geval anders te oordelen.

Uiteindelijk bevestigt de Raad van State de uitspraak van de rechtbank en stelt vast dat de minister van Asiel en Migratie geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.

Uitspraak

202301584/1/V2.
Datum uitspraak: 27 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 16 februari 2023 in zaak nr. NL22.12400 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 5 september 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 16 februari 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Grigorjan, advocaat in 's-Hertogenbosch, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat onder meer over een rechtsvraag die de Afdeling eerder heeft beantwoord (uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2025:724, onder 2.1 en 2.2, over de vraag of het al dan niet ontbreken van feitelijke toegang tot het land waar een staatloze vreemdeling zijn gebruikelijke verblijfplaats heeft, relevant is voor de beoordeling van de asielaanvraag). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.
w.g. Kuijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Kesteren
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2025
363-1065