202303089/1/R2.
Datum uitspraak: 26 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant 1] en anderen, wonend in Veghel en Mariaheide, gemeente Meierijstad,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Meierijstad,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 januari 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Snelfietsroute Uden-Veghel, deel Mariaheide" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant 1] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 14 januari 2025, waar [appellant 1] en anderen, bijgestaan door mr. K.M.J. Wartena, advocaat in Veghel, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. de Jong, advocaat in Kerkdriel, en R. Engels zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 17 februari 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het plan maakt een deel van een snelfietsroute mogelijk tussen Uden en Veghel. Het tracé van de snelfietsroute is georiënteerd op de historische spoorverbinding het ‘Duits Lijntje’ en maakt overwegend gebruik van bestaande wegen en (fiets)paden. De wegen met gemengd gebruik door auto’s en fietsverkeer worden ingericht als fietsstraat.
2.1. [appellant 1] en anderen wonen in de buurt van de snelfietsroute. Het plan gaat over het deel van de snelfietsroute dat loopt vanaf de Nieuwe Veldenweg in Mariaheide richting de bebouwde kom van Veghel. [appellant 1] en anderen vrezen onder meer dat het plan leidt tot verkeersonveiligheid en aantasting van de natuur.
2.2. Eerder heeft de Afdeling het beroep van deels dezelfde appellanten over een ander deel van de snelfietsroute (deel woongebied Veghel) al behandeld en ongegrond verklaard.
2.3. In deze uitspraak gaat de Afdeling in op de vraag of het deel van de snelfietsroute Mariaheide past in een goede ruimtelijke ordening. Daarbij gaat de Afdeling ook in op het betoog dat de snelfietsroute de percelen van een van de appellanten, [appellant 2], doorkruist.
Toetsingskader
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Eerdere uitspraak over de snelfietsroute
4. [appellant 1] en anderen betogen dat de raad ten onrechte het plan in delen heeft geknipt, terwijl de delen niet los van elkaar kunnen worden gezien. Verder betogen [appellant 1] en anderen dat het plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat het plan de verkeersveiligheid verslechtert, de natuur en de ecologische verbindingszone aantast en de landschappelijke kwaliteit aantast. Ten slotte betogen [appellant 1] en anderen dat de raad het nut en de noodzaak van de snelfietsroute niet goed heeft gemotiveerd.
4.1. Deze beroepsgronden hebben [appellant 1] en anderen ook aangevoerd in de procedure in zaak nr. 202206020/1/R2 over het bestemmingsplan "Snelfietsroute Veghel, deel woongebied Veghel". In de onderhavige procedure hebben zij geen gronden aangevoerd waaruit blijkt dat de Afdeling voor dit andere deel van de snelfietsroute tot een ander oordeel moet komen. De Afdeling is in de uitspraak van 7 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:488 gemotiveerd ingegaan op de beroepsgronden dat de raad ten onrechte het plan in delen heeft geknipt en dat de raad het nut en de noodzaak niet goed heeft gemotiveerd. De Afdeling is het eens met dit oordeel en ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Ook de overige beroepsgronden over de verslechtering van de verkeersveiligheid, de aantasting van de natuur en ecologische verbindingszone en de aantasting van de landschappelijke kwaliteit geven geen aanleiding voor de conclusie dat het besluit tot vaststellen van het bestemmingsplan gebreken bevat. Meer specifiek over het perceel van [appellant 2]
Doorkruisen perceel
5. Een van de appellanten, [appellant 2], heeft in aanvulling op de voorgaande beroepsgronden het volgende aangevoerd.
5.1. [appellant 2] betoogt dat het bestemmingsplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat de snelfietsroute tussen zijn twee percelen is voorzien. Daarover voert [appellant 2] aan dat hij eigenaar is van de gronden aan beide kanten van de snelfietsroute en dat die gronden al jarenlang in gebruik zijn als één perceel. [appellant 2] heeft op de zitting toegelicht dat hij met vijf koeien en drie paarden het nu aanwezige pad moet oversteken om bij zijn schuur te komen. Hij is bang dat dit na de realisering van de snelfietsroute gevaarlijke situaties oplevert voor hem en zijn dieren, ook omdat er bromfietsers over de snelfietsroute mogen rijden. De snelfietsroute zal volgens [appellant 2] daarnaast leiden tot een aantasting van zijn privacy. Verder voert hij aan dat er bomen op zijn perceel zullen worden herplant en zal er rommel op zijn perceel komen te liggen.
5.2. De raad stelt zich op het standpunt dat het bestemmingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat de snelfietsroute niet het perceel van [appellant 2] doorkruist. [appellant 2] is volgens de raad namelijk eigenaar van twee percelen, maar de daartussen liggende percelen, een zandpad en een sloot, zijn in eigendom van de gemeente Meierijstad. Dat de tussenliggende percelen al enige tijd door [appellant 2] worden gebruikt maakt dit niet anders. De schuur op het perceel van [appellant 2] blijft voor hem en zijn dieren bereikbaar via het fietspad. Daarvoor zijn in het ontwerpplan grasbetonblokken opgenomen om de inrit naar de schuur na aanleg van het fietspad begaanbaar te maken. Ook vindt de natuurcompensatie op gemeentegrond plaats. Verder voert de raad aan dat de impact op de privacy te verwaarlozen is, omdat het plangebied weliswaar op korte afstand tot het grasland van [appellant 2] ligt maar ruim 40 meter vanaf zijn erf.
5.3. Ten slotte wijst de raad erop dat langs de snelfietsroute afvalbakken worden geplaatst. Als er onverhoopt afval langs de snelfietsroute wordt achtergelaten, dan is dat een probleem waar op dat moment maatregelen op moeten worden genomen. Hierbij kan worden gedacht aan plaatsing van extra afvalbakken of een afvalvanger of aanpassing van routes en frequenties van reiniging, aldus de raad.
5.4. De raad heeft zich op het standpunt mogen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij heeft de raad terecht betrokken dat het perceel waarop de snelfietsroute wordt aangelegd eigendom is van de gemeente Meierijstad en dat natuurcompensatie op gemeentegrond plaatsvindt. De raad heeft ook in zijn afweging meegenomen dat de schuur op het perceel van [appellant 2] bereikbaar blijft voor hem en zijn dieren. In dat kader worden grasbetonblokken geplaatst om de inrit naar de schuur na aanleg van de snelfietsroute begaanbaar te maken.
5.5. [appellant 2] heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat het oversteken van de snelfietsroute met vijf koeien en drie paarden voor hem en zijn dieren zodanige gevaarlijke situaties oplevert dat het plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Bovendien zijn andere oplossingen voor eventuele onvoorziene gevaarlijke situaties mogelijk, zoals het plaatsen van een of meer verkeersborden met de waarschuwing voor overstekend vee of afspraken over tijden waarop [appellant 2] met zijn dieren de snelfietsroute kan oversteken. Verder is er gaan aanleiding om te oordelen dat mogelijk afval langs de route aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg staat. Ook is er in wat [appellant 2] aanvoert geen aanleiding voor het oordeel dat zijn privacy onaanvaardbaar wordt aangetast, gelet op de afstand van 40 meter tussen de woning van [appellant 2] en de snelfietsroute.
Het betoog slaagt niet.
Alternatieven
6. [appellant 2] betoogt dat het bestemmingsplan in strijd is met het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel, omdat de raad geen alternatieven heeft onderzocht.
6.1. Het college stelt zich op het standpunt dat het bestemmingsplan niet in strijd is met het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel, omdat uit de plantoelichting blijkt dat er wel onderzoek is gedaan naar alternatieven.
6.2. De raad heeft bij de vaststelling van het plan alternatieven zorgvuldig afgewogen en toereikend gemotiveerd waarom niet voor de alternatieve route is gekozen. De raad heeft zich daarbij gebaseerd op een onderzoek naar de keuze voor een noordelijke of een zuidelijke snelfietsroute. De uitkomsten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Snelfietsroute Uden-Veghel, Keuze tussen noord en zuid". Uit het onderzoek volgt dat de noordelijke route meer voordelen heeft en deze heeft daarom de voorkeur van de raad. [appellant 2] heeft niets concreets aangevoerd waaruit blijkt dat de raad een andere afweging had moeten maken.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. De Afdeling gaat daarom niet in op het verweer van het college dat [appellant 1] en anderen geen belang hebben bij de bescherming van de normen waarop zij zich beroepen.
8. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.
w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Ahmady-Pikart
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2025
638-1150