ECLI:NL:RVS:2024:488

Raad van State

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
202206020/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Snelfietsroute Veghel-Uden en de gevolgen voor verkeersveiligheid en natuurwaarden

Op 7 februari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over het bestemmingsplan "Snelfietsroute Veghel-Uden, woongebied Veghel". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Meierijstad op 23 juni 2022, maakt een snelfietsroute mogelijk tussen Uden en Veghel. Appellanten, bewoners van Veghel, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, vrezend voor verkeersonveiligheid en aantasting van natuurwaarden.

De Afdeling heeft de zaak behandeld op 30 oktober 2023. De appellanten stelden dat de verkeersveiligheid in hun straat, de Moerven, in gevaar komt door de verwachte toename van fietsers. De raad van de gemeente Meierijstad betoogde echter dat de aanleg van een fietsstraat de verkeerssituatie juist zou verbeteren. De Afdeling oordeelde dat de raad voldoende onderzoek had gedaan naar de verkeersveiligheid en dat de vrees voor onveilige situaties niet onderbouwd was.

Daarnaast voerden de appellanten aan dat het plan de ecologische verbindingszone (EVZ) zou aantasten. De Afdeling oordeelde dat de raad had aangetoond dat de natuurwaarden niet significant negatief beïnvloed zouden worden en dat de groenbestemming voldoende bescherming biedt. De Afdeling concludeerde dat het beroep van de appellanten ongegrond was en dat de raad geen proceskosten hoefde te vergoeden.

Uitspraak

202206020/1/R2.
Datum uitspraak: 7 februari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Veghel, gemeente Meierijstad,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Meierijstad,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 23 juni 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Snelfietsroute Veghel-Uden, woongebied Veghel" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 30 oktober 2023, waar [appellant] en anderen, van wie [appellant] en [appellant A], bijgestaan door mr. C.A.M.J. de Wit, advocaat te Veghel en vergezeld door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door dr. W. Oosten, zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 17 februari 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure de Wet ruimtelijke ordening, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Het plan maakt een deel van een snelfietsroute mogelijk tussen Uden in de gemeente Maashorst en Veghel in de gemeente Meierijstad. Het tracé van deze snelfietsroute is georiënteerd op de historische treinverbinding 'het Duitse lijntje' en maakt overwegend gebruik van bestaande wegen en fietspaden. De bestaande fietspaden worden omgebouwd tot vrijliggende fietspaden en de wegen met gemengd auto- en fietsverkeer worden veranderd in fietsstraten, waar auto's te gast zijn.
3.       [appellant] en anderen wonen direct naast een gedeelte van het plangebied aan de [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3] in Veghel, gemeente Meierijstad, in de wijk ‘t Ven. Het plan ziet op het tracé van de snelfietsroute binnen de kern van Veghel, vanaf de wijk ’t Ven tot bij de Zuid-Willemsvaart. [appellant] en anderen vrezen onder meer dat het plan leidt tot verkeersonveiligheid en een aantasting van natuur.
Toetsingskader
4.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Het beroep van [appellant] en anderen
Ingetrokken beroepsgrond
5.       [appellant] en anderen hebben hun betoog dat de raad onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de vraag of een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig is op de zitting ingetrokken.
Verkeersveiligheid
6.       [appellant] en anderen betogen dat het plan leidt tot een onaanvaardbare verslechtering van de verkeersveiligheid in hun straat de Moerven. Hiertoe voeren zij aan dat een groot aantal nieuwe fietsers, met name op elektrische fietsen, gebruik zal maken van de snelfietsroute, wat in combinatie met het haaks parkeren in de Moerven leidt tot verkeersonveilige situaties bij het in- en uitrijden van de opritten van hun percelen. Volgens [appellant] en anderen is het aan het plan ten grondslag liggende uitgangspunt van een toename van ongeveer 2.000 nieuwe fietsers onjuist, aangezien uit een door hen overgelegd rapport volgt dat ten minste 3.600 nieuwe fietsers de snelfietsroute zullen gaan gebruiken. Ook voeren zij aan dat het plan in strijd met de principes in de visie "Duurzaam Veilig Wegverkeer" een doorstroomfunctie in een woongebied mogelijk maakt, terwijl daar door aanwonenden haaks geparkeerd wordt. Het door de raad uitgevoerde onderzoek naar de verkeersveiligheid is daarmee ondeugdelijk, aldus [appellant] en anderen.
6.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het plan niet leidt tot een verslechtering van de verkeersveiligheid in de Moerven. Volgens de raad wordt de fietsstroom in de Moerven door de aanleg van een fietsstraat juist beter gefaciliteerd.
6.2.    Aan de Moerven in Veghel is de bestemming "Verkeer" toegekend. Ingevolge artikel 4.1, aanhef en onder b, van de planregels zijn de voor "Verkeer" aangewezen gronden onder meer bestemd voor fietsstraten, inclusief kruisingen met bestaande wegen.
Artikel 1.18 van de planregels definieert een fietsstraat als: "een straat die ingericht is als fietsroute, maar waarop tevens auto's zijn toegestaan. Dit autogebruik wordt echter beperkt door het karakter en de inrichting van de fietsstraat."
In paragraaf 2.2 van de plantoelichting staat: "Een fietsstraat is een straat die als fietsroute is ingericht, maar waar ook motorvoertuigen zijn toegestaan. Motorvoertuigen zijn er echter ondergeschikt aan de fiets, oftewel, zoals vaak op verkeersborden staat vermeld, ‘te gast’. Over het algemeen zijn fietsstraten te herkennen aan het rode asfalt en zijn ze ingericht als erftoegangsweg, wat betekent dat er een snelheidslimiet geldt van 30 km/u. Bovendien geeft een verkeersbord aan het begin van de straat aan dat fietsers er prioriteit hebben".
6.3.    De raad heeft ter voorbereiding van het plan een onderzoek gedaan naar de keuze voor het tracé van de snelfietsroute tussen Uden en Veghel. De uitkomsten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Snelfietsroute Uden-Veghel, Keuze tussen noord en zuid" van 19 januari 2018. Daarin staat dat naar verwachting circa 2.000 nieuwe fietsers gebruik zullen maken van de snelfietsroute. Daarnaast heeft de raad onderzoek gedaan naar de verkeersveiligheid op de snelfietsroute. De uitkomsten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Verkeersveiligheidsaudit Snelfietsroute F50 Veghel-Uden, Auditfase 2" van Baan Verkeersadvies van 22 juli 2020. De raad heeft erop gewezen dat uit dit rapport volgt dat zich op de fietsstraten van de snelfietsroute geen conflicten tussen fietsers en per auto verplaatsende aanwonenden zullen gaan voordoen. Het rapport concludeert niet dat de aanleg van een fietsstraat in de Moerven onveilig is.
In wat [appellant] en anderen aanvoeren ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het plan leidt tot een onaanvaardbare verslechtering van de verkeersveiligheid in de Moerven. Het door [appellant] en anderen gevreesde aantal nieuwe fietsers op de snelfietsroute geeft geen aanleiding voor een andere conclusie. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de Moerven al een weg is die wordt gebruikt door zowel fietsers als automobilisten en een mogelijke toename met 2.000 dan wel 3.600 fietsers op het gehele tracé van de snelfietsroute tussen Uden en Veghel niet zal leiden tot een geheel andere verkeersveiligheidssituatie ter plaatse van de Moerven. Daarbij is het volgende van belang. Op de zitting heeft de raad bevestigd dat de Moerven wordt ingericht als een fietsstraat waar een snelheidslimiet van 30 km/u geldt. Ook heeft de raad nader toegelicht dat rekening is gehouden met de overzichtelijkheid van de verkeerssituatie voor fietsers en automobilisten, doordat de fietsstraat zo zal worden ingericht dat de berm op de Moerven niet het zicht belemmert voor aanwonenden bij het in- en uitrijden van hun opritten. Voor zover [appellant] en anderen daarbij hebben gewezen op verkeersonveilige situaties, overweegt de Afdeling dat aanwonenden in de bestaande situatie de Moerven al zijdelings moeten kruisen om met hun auto's de opritten van hun woningen te bereiken. Hoewel het aantal fietsers in de Moerven zal toenemen, leidt het plan in zoverre dus niet tot een wijziging van de verkeerssituatie ter plaatse.
Het betoog slaagt niet.
Natuur
7.       [appellant] en anderen betogen dat het plan de natuur en de ecologische verbindingszone (hierna: EVZ) rondom het plangebied aantast. Hiertoe voeren zij aan dat pal naast de EVZ asfalt wordt gelegd en vele fietsers deze zone zullen passeren. Volgens [appellant] en anderen heeft de raad niet aangetoond dat de natuur die door het plan verdwijnt, wordt gecompenseerd en dat de EVZ wordt versterkt. Verder voeren zij aan dat de raad ten onrechte de bestemming "Groen" heeft toegekend aan de gronden gelegen nabij de Moerven, omdat deze bestemming de aanwezige natuurwaarden van de EVZ onvoldoende beschermt. De raad had in plaats daarvan de bestemming "Natuurwaarden" aan de gronden moeten toekennen, aldus [appellant] en anderen.
7.1.    In paragraaf 4.4.1 van de plantoelichting staat: "Acht locaties langs het traject waar het ontwerp van de snelfietsroute samenvalt of aangrenzend is aan gronden die conform de 'Interim Omgevingsverordening' van de provincie Noord-Brabant, zijn aangemerkt als 'ecologische verbindingszone' en/of 'Natuur Netwerk Brabant'. (…) Uit het aanvullend inventariserend onderzoek kan worden geconcludeerd dat voor alle acht locaties wordt voldaan aan het behoud van de aanwezige natuurwaarden. Tevens blijkt uit de 'Nee, tenzij toets' dat de wezenlijke kenmerken en waarden van de (…)/EVZ gronden niet significant negatief beïnvloed worden. Derhalve is compensatie in het kader van artikel 3.16 en artikel 3.22 van de Interim Omgevingsverordening niet aan de orde. Hiermee is de duurzame instandhouding van de EVZ gegarandeerd en is sprake van een goede ruimtelijke ordening."
7.2.    Op zitting is vastgesteld dat het betoog ziet op de direct naast de Moerven gelegen locatie van de EVZ. In wat [appellant] en anderen hebben aangevoerd over een mogelijke aantasting van de natuur op die plek ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan in zoverre niet heeft kunnen vaststellen. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het aan het plan ten grondslag liggende ecologische onderzoek "Nader onderzoek ecologie" van 28 oktober 2021 voor deze locatie geen aantasting van aanwezige natuurwaarden voorziet. De raad heeft door toekenning van een groenbestemming aan een gedeelte van de gronden van de beoogde fietsstraat in de Moerven, grenzend aan de EVZ, bovendien beoogd om een mogelijke aantasting van natuurwaarden te voorkomen. [appellant] en anderen hebben niet onderbouwd waarom een groenbestemming daartoe niet toereikend is dan wel waarom de bestemming "Natuurwaarden" aan de betreffende gronden had moeten worden toegekend.
Het betoog slaagt niet.
Landschappelijke kwaliteit
8.       [appellant] en anderen betogen dat het plan de landschappelijke kwaliteit van het gebied rondom de EVZ zal aantasten vanwege een toename van verkeer langs de snelfietsroute. Omdat het plangebied jarenlang niet is aangeroerd, is volgens [appellant] en anderen waardevolle natuur ontstaan die door het plan teniet zal worden gedaan.
8.1.    In paragraaf 2.2 van de plantoelichting staat: "De landschappelijke aspecten van het gehele tracé in relatie tot de omgeving zijn in de landschapsvisie 'Duits Lijntje' (hierna: de landschapsvisie) opgenomen. (…) Met de realisatie van de snelfietsroute op basis van de landschapsvisie wordt er een ruimtelijke kwaliteitsimpuls gegeven. De nieuwe inrichting zorgt, met name ook door de ruimtelijke inpassing, voor een duurzame instandhouding van ecologische verbindingszones en voor verbindingen tussen deelgebieden aan de noordelijke en zuidelijke zijde van het plangebied. Door realisatie van de snelfietsroute wordt een bijdrage geleverd aan het beperken van de verkeersbewegingen in de regio, wat een positief effect heeft op de ruimtelijke kwaliteit en de kwaliteit van de woon- en leefomgeving."
Op pagina 28 van de landschapsvisie staat: "Het stedelijk gebied tussen de Vorstenbosscheweg/Populierenlaan en de Udenseweg zal enorm aan kwaliteit toenemen als het Duits Lijntje de ruggengraat van de openbare ruimte aan noord- en zuidzijde van de lijn wordt. De snelfietsroute wordt voornamelijk aan de noordzijde vormgegeven als fietsstraat of geprojecteerd op de bestaande fietspaden. De noord-zuidgerichte doorsnijdingen maken de koppelingen tussen de groengebieden aan weerszijden van de lijn mogelijk. Op deze wijze ontstaat er een groot aaneengesloten parkgebied met een sterk ecologisch karakter. Belangrijk is wel dat deze overgangen een duidelijke signatuur krijgen, het zicht op en de herkenbaarheid van de lijn en de kruispunten wordt versterkt."
8.2.    De raad heeft toegelicht dat hij de landschapsvisie in zijn afweging bij de vaststelling van het plan heeft betrokken. De raad heeft ook toegelicht dat natuurcompensatie plaatsvindt op delen van de snelfietsroute waar vanwege verbreding van het fietspad enig verlies van groen optreedt. Gelet hierop, en gelet op wat over de snelfietsroute in de landschapsvisie is vermeld, heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling op het standpunt mogen stellen dat de snelfietsroute de landschappelijke kwaliteit ter plaatse niet aantast.
Het betoog slaagt niet.
Nut en noodzaak
9.       [appellant] en anderen betogen dat de raad het nut en de noodzaak van de snelfietsroute onvoldoende heeft gemotiveerd. Aan de snelfietsroute zijn volgens hen hoge kosten verbonden, terwijl de snelfietsroute maar beperkte tijdwinst voor de gebruikers oplevert.
9.1.    De raad heeft in de nota van zienswijzen toegelicht dat de fietspotentie voor de snelfietsroute op het traject bestaat uit ongeveer 2.000 nieuwe fietsers. Deze verbeterslag komt met name voort uit een verhoogd comfort en het aanleggen van ontbrekende schakels. Dit heeft volgens de raad een positief gevolg voor de reistijd en daarmee het aantal bestemmingen dat binnen bereik van een fietser komt te liggen. Verder heeft de raad toegelicht dat de snelfietsroute zorgt voor een kwaliteitsverbetering door versterking van de groene waarden van de oost-west verbinding, het zichtbaar houden van de cultuurhistorische waarden van het Duits lijntje en het robuuster maken van een belangrijke groenvoorziening in het stedelijk gebied van Veghel.
9.2.    De Afdeling overweegt dat uit de plantoelichting volgt dat met de snelfietsroute wordt beoogd om de bereikbaarheid van de regio Uden en Meierijstad te vergroten, niet alleen door een kortere reistijd en een kortere reistijdbeleving, maar ook doordat de snelfietsroute de fiets tot een aantrekkelijk alternatief voor auto en openbaar vervoer maakt. Uit de plantoelichting volgt ook dat met de snelfietsroute wordt beoogd om meer mensen de overstap te laten maken van de auto naar de fiets, wat onder meer de gezondheid en het milieu stimuleert. Verder zijn de landschappelijke aspecten van de snelfietsroute in relatie tot de omgeving in de aan het plan ten grondslag liggende landschapsvisie opgenomen. Uit de landschapsvisie volgt dat de natuurlijke waarden van de snelfietsroute worden versterkt door verbeterde ecologische verbindingen. Uit de landschapsvisie volgt ook dat dit wordt gecombineerd met infrastructurele verbeteringen, waarmee het centrum van Uden, het centrum van Veghel, bedrijventerreinen en natuurgebieden onderling met elkaar worden verbonden. Dit zorgt volgens de landschapsvisie voor een verbetering van het woon- en leefklimaat en het heeft een positief effect op de regio.
Gelet op deze toelichting heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling het nut en de noodzaak van de snelfietsroute voldoende gemotiveerd. Wat [appellant] en anderen hebben aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
Het betoog slaagt niet.
Plangrens
10.     [appellant] en anderen betogen dat de raad ten onrechte de ontwikkeling van de snelfietsroute in delen heeft opgeknipt, terwijl onlosmakelijke samenhang tussen deze delen bestaat. Volgens [appellant] en anderen had deze ontwikkeling daarom in één bestemmingsplan moeten worden vastgesteld.
10.1.  De Afdeling overweegt dat de raad beleidsruimte toekomt bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze ruimte is echter niet zo groot dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In wat [appellant] en anderen hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Hoewel de tracédelen van de snelfietsroute aan elkaar grenzen, is naar het oordeel van de Afdeling geen sprake van een zodanige samenhang dat gelet daarop één bestemmingsplan in procedure had moeten worden gebracht. Hierbij betrekt de Afdeling dat de raad heeft toegelicht dat de aanpassingen op het tracédeel van de kern Veghel ook van nut zullen zijn zonder de realisering van de andere tracédelen.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
11.     Het beroep van [appellant] en anderen is ongegrond.
12.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.
w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Graaff-Haasnoot
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2024
531-1075