202401914/1/A2.
Datum uitspraak: 26 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Den Haag,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 15 februari 2024 in zaak nr. 23/5369 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.
Procesverloop
Bij besluit van 24 maart 2023 heeft het college de aanvraag van [appellant] om een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 4 juli 2023 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 februari 2024 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 20 januari 2025, waar [appellant], bijgestaan door mr. G.A. Verhoeven, advocaat in Den Haag, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] woont sinds maart 2022 in een tweekamerwoning op de eerste verdieping aan de [locatie] in Den Haag. Hij heeft een urgentieverklaring aangevraagd op medische gronden omdat hij in deze woning, en met name zijn slaapkamer, veel geluidsoverlast ervaart. Vanwege zijn psychische problematiek is [appellant] extra gevoelig voor geluid en hij ervaart hiervan veel problemen.
Besluitvorming
2. Het college heeft de aanvraag van [appellant] afgewezen omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 4:5, aanhef en onder b, g en m van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019. Volgens het college is er geen urgent huisvestingsprobleem, wordt het onderliggende probleem niet opgelost met een verhuizing naar een andere woning en heeft [appellant] de drie maanden voorafgaand aan de aanvraag niet aantoonbaar gereageerd op het beschikbare woningaanbod.
Hoger beroep en de beoordeling daarvan
3. Tussen partijen is niet in geschil dat [appellant] in de drie maanden voorafgaand aan zijn aanvraag niet minimaal twee keer per week via Woningnet heeft gereageerd op het beschikbare woningaanbod. Dit betekent dat het college de aanvraag al kon afwijzen op grond van artikel 4:5, aanhef en onder m, van de verordening. De Afdeling beperkt zich daarom tot de vraag of het college in dit geval toepassing had moeten geven aan de hardheidsclausule. In dit kader heeft [appellant] naar voren gebracht dat hij last heeft van ernstige angstklachten en agorafobie. Hierdoor is hij slechts beperkt in staat om naar buiten te gaan. Door de geluidsoverlast verergeren zijn psychische klachten verder, waardoor er sprake is van een levensontwrichtende situatie. Bovendien heeft hij zich gefocust op het vinden van een andere woning via woningruil. Dit is volgens hem de enige reële optie voor iemand zoals hij met een lage inschrijfduur.
4. De gronden die [appellant] in hoger beroep over de hardheidsclausule heeft aangevoerd zijn zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 9 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. De Afdeling voegt daaraan toe dat zij op de zitting heeft gezien dat zijn woonsituatie veel met [appellant] doet. Uit de door hem overgelegde verklaring van de psychiater volgt ook dat zijn huidige woonsituatie voor hem zwaar is. Deze verklaring bevat echter onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de woonsituatie leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
6. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen aanspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Rietveld, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Rietveld
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2025
1064