ECLI:NL:RBDHA:2024:2232
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een aanvraag voor een urgentieverklaring in het bestuursrecht met betrekking tot huisvesting en psychische klachten
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een urgentieverklaring beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. R.G. Groen, had de aanvraag ingediend vanwege psychische klachten die verergerd zouden worden door geluidsoverlast in zijn woning. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, met als argument dat er geen sprake was van een urgent huisvestingsprobleem en dat de aanvraag niet voldeed aan de vereisten van de Huisvestingsverordening.
De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht de aanvraag heeft afgewezen op basis van meerdere weigeringsgronden. Eiser had niet aangetoond dat zijn huisvestingsprobleem kon worden opgelost door verhuizing naar een andere woning, en hij had niet voldaan aan de vereisten om minimaal drie maanden voorafgaand aan de aanvraag op het beschikbare woningaanbod te reageren. De rechtbank benadrukt dat verweerder beoordelingsruimte heeft bij het toekennen van urgentieverklaringen en dat de afwijzing van de aanvraag niet leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag voor een urgentieverklaring terecht is, en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.