ECLI:NL:RVS:2025:713

Raad van State

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
202406427/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.F. de Groot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Munnikenhof, Terheijden

Op 25 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Munnikenhof, Terheijden". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Drimmelen op 27 juni 2024, voorziet in de herontwikkeling van agrarische gronden naar woningbouw, met de mogelijkheid voor maximaal 81 woningen tussen de straten Kalkvliet en Munnikenhof. Verzoekers, bewoners van Terheijden, vrezen voor verkeers- en wateroverlast en hebben daarom verzocht om een voorlopige voorziening om onomkeerbare gevolgen te voorkomen totdat er een uitspraak in de bodemprocedure is gedaan.

Tijdens de zitting op 13 februari 2025 werd duidelijk dat verzoeker sub 1] zijn verzoek om voorlopige voorziening introk, omdat hij het griffierecht niet had betaald. De voorzieningenrechter oordeelde dat er op dat moment geen aanvraag voor een omgevingsvergunning was ingediend en dat de nieuwe bouwmogelijkheden van het bestemmingsplan geen aanleiding gaven voor onomkeerbare gevolgen. De voorzieningenrechter merkte op dat de enkele stelling dat er een voornemen bestaat om te bouwen niet voldoende is om spoedeisendheid aan te nemen bij een verzoek om schorsing van het bestemmingsplan.

De verzoeken van verzoeker sub 2] en anderen en verzoeker sub 3] en anderen werden afgewezen, met de mogelijkheid om een nieuw verzoek in te dienen als er nieuwe omstandigheden zijn. De raad van de gemeente Drimmelen hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 25 februari 2025.

Uitspraak

202406427/2/R2.
Datum uitspraak: 25 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1.       verzoeker sub 1], wonend in Terheijden, gemeente Drimmelen,
2.       verzoeker sub 2] en anderen, wonend in Terheijden, gemeente Drimmelen,
3.       verzoeker sub 3] en anderen, wonend in Terheijden, gemeente Drimmelen,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Drimmelen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Munnikenhof, Terheijden" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben verzoeker sub 1], verzoeker sub 2] en anderen en verzoeker sub 3] en anderen beroep ingesteld.
verzoeker sub 1], verzoeker sub 2] en anderen en verzoeker sub 3] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad, verzoeker sub 1], verzoeker sub 2] en anderen en verzoeker sub 3] hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 13 februari 2025, waar verzoeker sub 1], verzoeker sub 2] en anderen, vertegenwoordigd door verzoeker sub 2], verzoeker sub 3] en anderen, vertegenwoordigd door verzoeker sub 3] en [verzoeker sub 3A], en de raad, vertegenwoordigd door J. Peters en R. van den Berg, zijn verschenen.
Voorts is op de zitting [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. R.M. van der Velde, advocaat te Den Haag, vergezeld door mr. E.A.C. Bogaerts, als partij gehoord.
Overwegingen
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
2.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 22 december 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
3.       Het plan voorziet in de herontwikkeling van agrarische gronden naar woningbouw. Er worden maximaal 81 woningen mogelijk gemaakt tussen de straten Kalkvliet en Munnikenhof.
Verzoekers kunnen zich niet verenigen met het plan, omdat zij onder andere vrezen voor verkeersoverlast en wateroverlast. Zij hebben verzocht om een voorlopige voorziening tot uitspraak is gedaan in de bodemprocedure om onomkeerbare gevolgen te voorkomen.
Verzoek van verzoeker sub 1]
4.       Op de zitting is door de voorzieningenrechter aan verzoeker sub 1] voorgehouden dat hij het griffierecht voor het verzoek om voorlopige voorziening niet heeft betaald. Daarop heeft verzoeker sub 1] aangegeven dat hij zijn verzoek intrekt, omdat het niet de bedoeling was om een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen op dit moment.
Spoedeisend belang
5.       Niet in geschil is dat op het moment van de zitting van de voorzieningenrechter geen aanvraag is ingediend voor een omgevingsvergunning op grond van het bestemmingsplan. Verder is niet gebleken dat de nieuwe bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan mogelijk maakt op dit moment aanleiding geven voor het uitvoeren van voorbereidende werkzaamheden die feitelijk onomkeerbare gevolgen zullen hebben en waarvoor het bestemmingsplan nodig is om deze uit te kunnen voeren. Anders dan de voorzieningenrechter in het verleden heeft geoordeeld, is de enkele stelling dat het voornemen bestaat om te gaan bouwen of een vergunningaanvraag in te dienen voor bouwen, onvoldoende om spoedeisendheid aan te nemen bij een verzoek om schorsing van een bestemmingsplan (zie de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 12 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4551).
5.1.    verzoeker sub 2] en anderen en verzoeker sub 3] en anderen betogen dat, anders dan in de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 12 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4551, hier sprake is van een braakliggend terrein. Elke vorm van werkzaamheden zou hier meteen leiden tot onomkeerbare gevolgen, omdat de staat van de grond wordt aangetast. Om deze reden hebben zij een spoedeisend belang, zo betogen zij.
5.2.    [partij] en de raad hebben op de zitting meegedeeld dat onduidelijk is wanneer een aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt ingediend. Op zijn vroegst zou dit kunnen in april of mei 2025 volgens de raad. [partij] heeft daaraan toegevoegd dat zij eerst meer zekerheid wenst, gelet op de vereiste investeringen voor het indienen van een aanvraag. Op de zitting heeft [partij] ook verklaard dat geen feitelijke werkzaamheden op de gronden zullen worden uitgevoerd voordat een aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt ingediend.
5.3.    Gelet op hetgeen is overwogen onder 5 en het feit dat op de zitting door [partij] is verklaard dat geen feitelijke werkzaamheden zullen worden verricht totdat een aanvraag is gedaan voor een omgevingsvergunning, ontbreekt het spoedeisend belang.
6.       Volledigheidshalve wijst de voorzieningenrechter erop dat verzoeker sub 2] en anderen en verzoeker sub 3] en anderen een nieuw verzoek om voorlopige voorziening kunnen indienen als zich nieuwe of andere omstandigheden voordoen die maken dat alsnog een voorlopige voorziening moet worden getroffen voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan op het beroep.
7.       De verzoeken worden afgewezen.
8.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken van verzoeker sub 2] en anderen en verzoeker sub 3] en anderen, af.
Aldus vastgesteld door mr. J.F. de Groot, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Pistoor, griffier.
w.g. De Groot
voorzieningenrechter
w.g. Pistoor
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2025
932