202404638/2/R1.
Datum uitspraak: 12 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster] en de maten daarvan [maat A] en [maat B] (hierna: de [verzoekster]), gevestigd in Maria Hoop, gemeente Echt-Susteren,
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Echt-Susteren,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 mei 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Swaantjes- en Zandweg" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft de [verzoekster] beroep ingesteld.
De [verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De [verzoekster] heeft een nader stuk ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 31 oktober 2024, waar de [verzoekster], vertegenwoordigd door mr. S.J.H.G.M. Schils, advocaat in Urmond, en [gemachtigde A],en de raad, vertegenwoordigd door drs. O.G.W. Meeuwissen, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Holding Sus-Scrofa B.V., vertegenwoordigd door mr. F.K. van den Akker, advocaat in Eindhoven, en mr. M.A. Koopman en [gemachtigde B], gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Voor de beoordeling van het beroep blijft het recht zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing.
3. Het plangebied van het bestemmingsplan "Swaantjes- en Zandweg" bestaat uit twee deelgebieden, het perceel Swaantjesweg 16 in Echt en het perceel Zandweg 10 in Maria Hoop. Het door de [verzoekster] ingestelde beroep en het door haar ingediende verzoek om een voorlopige voorziening hebben alleen betrekking op het deel met het perceel Zandweg 10 (hierna: het perceel).
Op het perceel bevinden zich in de huidige situatie onder meer een woonhuis, een manege, een paardenstal en een kantine. Het bestemmingsplan maakt op het perceel een zogenoemd "Livar Experience Centre" mogelijk. Dit is een totaalconcept rondom het Limburgse kloostervarken, oftewel Livar-varken, bestaande uit varkenshouderijactiviteiten gecombineerd met een bezoekerscentrum, vleesatelier en een slachterij. Holding Sus-Scrofa B.V. is initiatiefnemer van het Livar Experience Centre en beoogt dit te realiseren en te exploiteren.
De [verzoekster] exploiteert een varkenshouderij aan de [locatie] in Maria Hoop. Deze bevindt zich op ongeveer 290 m afstand tot het deel van het plangebied waar het experience centre is voorzien. De [verzoekster] kan zich niet met het bestemmingsplan verenigen, omdat zij onder meer vreest voor nadelige gevolgen voor haar varkenshouderij. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het risico op verspreiding van de Afrikaanse varkenspest.
4. Het verzoek van de [verzoekster] strekt tot schorsing van het bestemmingsplan totdat uitspraak is gedaan in de bodemprocedure gericht tegen de vaststelling van het bestemmingsplan.
De [verzoekster] stelt dat zij spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening. Zij voert daartoe aan dat er een kans is dat er op korte termijn een aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt ingediend, waar dan een besluit op genomen moet worden. Dit kan leiden tot onomkeerbare gevolgen.
4.1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat er geen sprake is van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening.
Niet in geschil is dat op het moment van de zitting van de voorzieningenrechter geen aanvraag is ingediend voor een omgevingsvergunning op grond van het bestemmingsplan. Verder is niet gebleken dat de nieuwe bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan mogelijk maakt op dit moment aanleiding geven voor het uitvoeren van voorbereidende werkzaamheden die feitelijk onomkeerbare gevolgen zullen hebben en waarvoor het bestemmingsplan nodig is om deze uit te kunnen voeren. Anders dan de voorzieningenrechter in het verleden heeft geoordeeld, is de enkele stelling dat het voornemen bestaat om te gaan bouwen of een vergunningaanvraag in te dienen voor bouwen, onvoldoende om spoedeisendheid aan te nemen bij een verzoek om schorsing van een bestemmingsplan. De praktijk leert immers dat het uitzonderlijk is dat er vooruitlopend op de onherroepelijkheid van een bestemmingsplan daadwerkelijk een aanvraag wordt ingediend en uitvoering wordt gegeven aan een bouwplan.
5. Wel wijst de voorzieningenrechter erop dat de [verzoekster] een nieuw verzoek om voorlopige voorziening kan indienen als zich nieuwe of andere omstandigheden voordoen die maken dat alsnog een voorlopige voorziening moet worden getroffen voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan op het beroep.
6. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Besselink, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N. Janse, griffier.
w.g. Besselink
voorzieningenrechter
w.g. Janse
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 november 2024
855-1082