ECLI:NL:RVS:2025:641

Raad van State

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
202203621/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek tot vernietiging en rectificatie van politiegegevens

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die op 4 mei 2022 het beroep van [appellant] gegrond verklaarde en het besluit van de korpschef van politie om zijn verzoek tot vernietiging en rectificatie van politiegegevens af te wijzen, vernietigde. De korpschef had op 4 mei 2021 het verzoek van [appellant] afgewezen, waarbij [appellant] stelde dat de politieregistratie onjuist was en suggereerde dat er sprake was van huiselijk geweld. De rechtbank oordeelde dat de korpschef op juiste gronden had geweigerd de gegevens te rectificeren, omdat [appellant] niet aannemelijk had gemaakt dat de gegevens onjuist waren. In hoger beroep herhaalt [appellant] zijn argumenten, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelt dat de korpschef de gegevens op een juiste manier heeft verwerkt en dat de wettelijke bewaartermijn van vijf jaar is verstreken. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de korpschef hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202203621/1/A3.
Datum uitspraak: 19 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 4 mei 2022 in zaak nr. 21/945 in het geding tussen:
[appellant]
en
de korpschef van politie (hierna: de korpschef).
Procesverloop
Bij besluit van 4 mei 2021 heeft de korpschef het verzoek van [appellant] om vernietiging dan wel rectificatie van over hem verwerkte politiegegevens afgewezen.
Bij uitspraak van 4 mei 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 4 mei 2021 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van dit besluit in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De korpschef heeft een niet aan [appellant] verstrekt gedingstuk, onder verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), overgelegd met de mededeling dat uitsluitend de Afdeling daarvan kennis mag nemen.
De Afdeling heeft bij beslissing van 4 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2023:2614, het verzoek tot beperkte kennisneming van één gedingstuk van de minister gerechtvaardigd geacht.
[appellant] heeft de Afdeling toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb om mede op grondslag van dit gedingstuk uitspraak te doen.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 3 februari 2025, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. M.J.C. Mol, rechtsbijstandverlener te Tilburg, en de korpschef, vertegenwoordigd door P. Pasteuning LL.B. en mr. M. Harn, zijn verschenen. Ook zijn [persoon 1] en [persoon 2], de ouders van [appellant], verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] heeft de korpschef verzocht om vernietiging dan wel rectificatie van de politieregistratie betreffende het Meldformulier Veilig Thuis onder nummer PL0600-2019018832-2 (hierna: de politieregistratie). De korpschef heeft het verzoek van [appellant] als bedoeld in artikel 28 van de Wet politiegegevens (hierna: Wpg) afgewezen. Hier is [appellant] het niet mee eens.
Uitspraak van de rechtbank
2.       Naar het oordeel van de rechtbank heeft de korpschef op juiste gronden geweigerd de gegevens die betrekking hebben op [appellant] te rectificeren en vernietigen. Voor zover in de melding feitelijke gegevens staan, heeft [appellant] naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat deze onjuist zijn. Voor zover in de melding indrukken, meningen en conclusies van de politieambtenaren staan, is rectificatie hiervan niet mogelijk om de enkele reden dat [appellant] het met deze indrukken, meningen of conclusies niet eens is. Gelet op de wettelijke politietaak om hulp te verlenen aan hen die deze nodig hebben, mochten de politieambtenaren de gegevens van [appellant] op deze wijze verwerken, aldus de rechtbank.
Wettelijk kader
3.       De relevante wetgeving is opgenomen in de bijlage. Deze maakt deel uit van de uitspraak.
Hoger beroep
4.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de korpschef de rectificatie van de registraties heeft mogen weigeren. Hij voert daartoe aan dat de politieregistratie aantoonbaar onjuist is, omdat hierin wordt gesuggereerd dat er sprake is van huiselijk geweld. Hij voert in dit kader aan dat nooit sprake is geweest van huiselijk geweld volgens de Raad voor de Kinderbescherming. De politieregistratie waar het hem om gaat betreft geen professionele indruk, maar een onjuiste voorstelling van zaken die wel als feiten worden gepresenteerd. Deze politieregistratie was namelijk de aanleiding voor zijn onrechtmatige uithuisplaatsing, aldus [appellant].
5.       De gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd en hiervoor in overweging 4 zijn weergegeven, zijn zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 8 tot en met 18 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. De korpschef heeft er ter zitting terecht nog op gewezen dat het meldformulier een weergave bevat van hetgeen aan een politieambtenaar in een gesprek op het bureau is verteld. Dat er geen reden is aan de juistheid van die weergave te twijfelen, wil niet zeggen dat die weergave vaststaande feiten bevat. Dat jeugdzorginstanties na nader onderzoek hebben afgezien van verder optreden kan alleen al daarom niet leiden tot het oordeel dat die weergave onjuist is. Verder wijst de Afdeling erop dat de wettelijke bewaartermijn van 5 jaar is verstreken waardoor de politieregistratie niet meer op de wijze die [appellant] vreest te raadplegen is, maar alleen op basis van de uitzondering die is genoemd in artikel 14, derde en vierde lid, van de Wpg.
6.       Het betoog slaagt niet.
Conclusie
7.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, voor zover aangevallen.
8.       De korpschef hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, griffier.
w.g. Borman
voorzitter
w.g. Bossmann
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2025
314-1101
Bijlage Wettelijk kader
Wet politiegegevens
Artikel 1. (definities)
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. politiegegeven: elk persoonsgegeven dat wordt verwerkt in het kader van de uitvoering van de politietaak, bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de Politiewet 2012, met uitzondering van: […];
[…]
f. verwerkingsverantwoordelijke: dit is bij:
1°. de politie: de korpschef, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012;
[…]
Artikel 8. (uitvoering van de dagelijkse politietaak)
1. Politiegegevens kunnen worden verwerkt met het oog op de uitvoering van de dagelijkse politietaak gedurende een periode van één jaar na de datum van de eerste verwerking.
[…]
6. De politiegegevens, die zijn verwerkt op grond van het eerste, tweede en derde lid, worden vernietigd zodra zij niet langer noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de dagelijkse politietaak en worden in ieder geval uiterlijk vijf jaar na de datum van eerste verwerking verwijderd.
Artikel 14. (bewaartermijnen)
1. De op grond van de artikelen 8, zesde lid, 9, vierde lid, en artikel 10, zesde lid, verwijderde politiegegevens worden gedurende een termijn van vijf jaar bewaard ten behoeve van verwerking met het oog op de afhandeling van klachten en de verantwoording van verrichtingen en vervolgens vernietigd.
[…]
3. In bijzondere gevallen en voor zover dat noodzakelijk is voor een doel als bedoeld in artikel 9 of 10, kunnen politiegegevens die overeenkomstig het eerste lid worden bewaard, in opdracht van het bevoegd gezag, bedoeld in de artikelen 11, 12 en 14 van de Politiewet 2012, ter beschikking worden gesteld voor hernieuwde verwerking op grond van artikel 9 of 10.
4. Van de vernietiging, bedoeld in het eerste lid, wordt afgezien voor zover de waarde van de archiefbescheiden als bestanddeel van het cultureel erfgoed of voor historisch onderzoek zich daartegen verzet. De betreffende gegevens worden zo spoedig mogelijk overgebracht naar een archiefbewaarplaats. Daarbij worden met toepassing van artikel 15 van de Archiefwet 1995 beperkingen aan de openbaarheid gesteld. Onze Ministers kunnen over het in de eerste en derde volzin bepaalde beleidsregels vaststellen.
Artikel 28. (recht op rectificatie en vernietiging van politiegegevens)
1. De betrokkene heeft het recht op diens schriftelijke verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke rectificatie van de hem betreffende onjuiste politiegegevens te verkrijgen en, rekening houdend met het doel van de verwerking, het recht om onvolledige politiegegevens te laten aanvullen, onder meer door middel van een aanvullende verklaring. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
2. De betrokkene heeft het recht op diens schriftelijke verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke zonder onnodige vertraging vernietiging van de hem betreffende politiegegevens te verkrijgen indien de gegevens in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt of om te voldoen aan een wettelijke verplichting. […].
3. en 4. […].
5. Indien de verwerkingsverantwoordelijke politiegegevens heeft gerectificeerd, vernietigd of afgeschermd, stelt hij de ontvangers daarvan in kennis.
Politiewet 2012
Artikel 2
Ambtenaren van politie in de zin van deze wet zijn:
a. ambtenaren die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak;
[…]
Artikel 3
De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven.