202300478/1/R4.
Datum uitspraak: 19 februari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1] en anderen, allen wonend in Apeldoorn,
2. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], beiden wonend in Apeldoorn,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Apeldoorn,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 1 december 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Laan van Osseveld - hoek Deventerstraat" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellanten sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Woningstichting De Goede Woning (hierna: De Goede Woning) heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 27 januari 2025, waar [appellant sub 1] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant sub 1], en de raad, vertegenwoordigd door F.M. van Dijk en mr. W.L. Weskamp, zijn verschenen. Verder is daar De Goede Woning, vertegenwoordigd door [gemachtigden], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 19 mei 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening en de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het bestemmingsplan voorziet in een 32 m hoog gebouw met daarin appartementen voor één- en tweepersoonshuishoudens aan de Laan van Osseveld, hoek Deventerstraat. Bij het gebouw worden een parkeerterrein en groen aangelegd. De ontsluiting komt uit op de Vosweide. [appellant sub 1] en anderen en [appellanten sub 2] wonen nabij het plangebied en vrezen voor een aantasting van hun woon- en leefklimaat. De Goede Woning is de initiatiefnemer en wil in het woongebouw 63 sociale huurappartementen realiseren.
Hoe toetst de Afdeling?
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Intrekking beroepsgrond
4. [appellanten sub 2] hebben hun beroepsgrond over stikstof eerder in de procedure ingetrokken. De Afdeling bespreekt deze beroepsgrond daarom niet.
Nieuwe beroepsgronden
5. [appellant sub 1] en anderen hebben op de zitting betoogd dat uit een vergunningaanvraag volgt dat meer bomen worden gekapt dan in het raadsvoorstel voor het bestreden besluit staat en dat in de anterieure overeenkomst in strijd met belastingwetgeving afspraken zijn gemaakt over ruil van gronden tussen de gemeente en De Goede Woning.
5.1. Artikel 1.6a van de Chw bepaalt dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer kunnen worden aangevoerd. Artikel 11 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet bepaalt dat de raad bij de bekendmaking van een besluit moet vermelden dat de beroepsgronden na afloop van de beroepstermijn niet meer kunnen worden aangevuld. De raad heeft dit gedaan bij de bekendmaking van het bestreden besluit in het Gemeenteblad van 14 december 2022.
5.2. Wat [appellant sub 1] en anderen over de bomen en de anterieure overeenkomst hebben aangevoerd, betreft naar het oordeel van de Afdeling nieuwe beroepsgronden. Deze blijven daarom op grond van artikel 1.6a van de Chw buiten beschouwing.
Het Afwegingskader Woningbouw
6. [appellanten sub 2] betogen dat het woongebouw strijdig is met het ‘Afwegingskader Woningbouw 2018 t/m 2027’. Het gebouw levert voor de wijk geen meerwaarde op en is door de hoogte, omvang en vormgeving niet levensloopbestendig.
6.1. Het Afwegingskader is door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld op 5 februari 2019. Nog daargelaten de vraag of de raad zich aan dat beleid heeft gebonden, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestemmingsplan daarmee strijdig is. Woningen in de sociale huursector vallen onder categorie 1 van de prioritering. Voor zover [appellanten sub 2] met hun betoog bedoelen dat er alleen laagbouw kan komen, volgt dat niet uit het Afwegingskader. De raad wil juist diversiteit in woontypen in de wijken. In zoverre is al sprake van meerwaarde. Het Afwegingskader legt verder niet de verplichting op om levensloopbestendig te bouwen, maar vraagt aandacht daarvoor. Niet valt in te zien dat levensloopbestendig bouwen hier niet zou kunnen. De raad heeft daar aandacht aan besteed. Hoewel dit ziet op de uitvoering van het bouwplan en dit daarom voor de beoordeling van het bestemmingplan niet bepalend is, heeft de raad toegelicht dat er in het gebouw twee liften komen en dat er op de begane grond stallingsruimte voor scootmobielen komt.
Het betoog slaagt niet.
De beleidsnota hoogbouw
7. [appellanten sub 2] betogen dat het woongebouw ook strijdig is met de beleidsnota hoogbouw ‘Ruimte door Hoogte’ en het thema ‘De zeven tuinen van oost’ in het stedenbouwkundig plan voor Osseveld-Oost. Het 32 m hoge gebouw doet volgens hen afbreuk aan de stedenbouwkundige waarden van de omgeving. Niet is gemotiveerd hoe dit hoge gebouw passend is. Hier is laagbouw met groen op zijn plaats. In deze wijk is uitsluitend vraag naar laagbouw, zo stellen [appellanten sub 2].
7.1. Uit de beleidsnota hoogbouw ‘Ruimte door Hoogte’ van 26 mei 2008 en het genoemde thema volgt niet dat hoogbouw in deze wijk is uitgesloten. Elders in de wijk Osseveld-Oost bevinden zich al hoge gebouwen. [appellanten sub 2] hebben niet verduidelijkt waaruit zou blijken dat hoogbouw in deze wijk niet passend zou zijn. De raad heeft inpassing met een markant gebouw op een prominente plek, de hoek van de Laan van Osseveld en de Deventerstraat, passend kunnen achten. Hij heeft daarbij het belang van het verminderen van het tekort aan sociale huurwoningen kunnen betrekken. Dat er vraag is naar sociale huurwoningen is buiten twijfel. Ook heeft de raad van belang kunnen achten dat de footprint van gestapelde woningbouw kleiner is dan die van laagbouw, waardoor er meer ruimte voor groen overblijft. De Afdeling overweegt verder dat een hoogbouweffectrapportage is uitgevoerd waaruit geen belemmeringen voor het project volgen. Er zal in een deel van het jaar aan het einde van de dag enige schaduwvorming op woningen in de omgeving ontstaan. Het aantal bezonningsuren zal niettemin blijven voldoen aan de zogenoemde TNO-norm van twee bezonningsuren per dag. Verder is windhinder niet te verwachten. De raad heeft zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat niet aannemelijk is dat door het woongebouw een aanvaardbaar woon- en leefklimaat niet langer is gewaarborgd.
Het betoog slaagt niet.
De gebruiksmogelijkheden van de woningen
8. [appellanten sub 2] voeren aan dat in de onderzoeken naar de gevolgen van het woongebouw ten onrechte niet is uitgegaan van de maximale gebruiksmogelijkheden. Daartoe wijzen zij als voorbeeld op de mogelijkheden van beroepen-aan-huis, speelvoorzieningen, hondenuitlaatplaatsen en bedrijfsmatige activiteiten-aan-huis.
8.1. De Afdeling stelt voorop dat het woongebouw op basis van een representatieve invulling van de maximale mogelijkheden geschikt gemaakt zal worden voor 63 kleine huishoudens. De woningen zullen beperkt van omvang zijn. De effecten voor het verkeer en parkeren zijn in beeld gebracht. Dat in de woningen in belangrijke mate ruimte is voor beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten-aan-huis, acht de Afdeling niet aannemelijk. De raad heeft zich dan ook op het standpunt kunnen stellen dat de effecten daarvan verwaarloosbaar zijn. Dat geldt ook voor de mogelijke voorzieningen rondom het woongebouw, waarbij de raad heeft uitgelegd dat een hondenuitlaatplaats hier niet mogelijk is door het gebrek aan ruimte. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de gedane onderzoeken geen reëel beeld geven.
Het betoog slaagt niet.
Het parkeren
9. [appellanten sub 2] voeren aan dat niet is geborgd dat aan de parkeerbehoefte kan worden voldaan. Als meer woningen dan voorzien worden gerealiseerd of alle appartementen groter worden dan 75 m2 moet worden gerekend met een hogere parkeernorm. De maximale oppervlakte van de appartementen is ten onrechte niet vastgelegd in de planregels. Verder heeft de raad de parkeernorm van 1,5 voor appartementen groter dan 75 m2 niet gemotiveerd. Voor woningen met een tuinparkeerplaats geldt een norm van 2,25.
9.1. Goudappel heeft in de notitie ‘Verkeersonderzoek woningbouw Vosweide - Apeldoorn’ van 28 januari 2021 een berekening gemaakt van het aantal benodigde parkeerplaatsen. Uit de gemeentelijke parkeernormen volgt dat voor woningen kleiner dan 75 m2 een norm van 1 parkeerplaats per woning geldt. Voor woningen van 75 m2 en groter is de norm 1,5. In die normen is 0,25 parkeerplaats bestemd voor bezoek. Uitgaande van 42 woningen kleiner dan 75 m2 en 21 woningen groter dan 75 m2 komt Goudappel op een behoefte van 74 parkeerplaatsen.
In de Nota zienswijzen gaat de raad uit van 39 kleine en 24 grotere appartementen. Met dezelfde parkeernormen komt dit uit op 75 parkeerplaatsen.
9.2. [appellanten sub 2] bestrijden niet dat binnen het plangebied een aantal van 74 of 75 parkeerplaatsen kan worden aangelegd. De parkeerberekening is gebaseerd op de mogelijkheden die het bestemmingsplan binnen het bouwvlak en de bouwhoogte biedt. [appellanten sub 2] hebben niet aannemelijk gemaakt dat 42 kleine en 21 grotere of 39 kleine en 24 grotere woningen in het appartementengebouw geen representatieve invulling van de maximale mogelijkheden zijn. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de verdeling van het aantal kleine en grotere appartementen in de planregels had moeten vastleggen.
De norm van 1,5 voor woningen groter dan 75 m2 zonder eigen parkeerplaats staat in de op 21 maart 2019 vastgestelde gemeentelijke Beleidsregel parkeren, die als bijlage 2 bij de planregels is gevoegd. De raad kon daarvan uitgaan en heeft deze norm niet verder hoeven motiveren. De door [appellanten sub 2] genoemde norm van 2,25 heeft betrekking op grondgebonden woningen en is hier dus niet van toepassing.
Het betoog slaagt niet.
De verkeerssituatie
10. [appellanten sub 2] zijn van mening dat het plan zal leiden tot een problematische verkeerssituatie. De Vosweide zal het extra verkeer niet goed kunnen afwikkelen. Het aantal woningen aan deze weg zal verdubbelen maar de raad ziet geen verdubbeling van het aantal verkeersbewegingen. Ook wordt het in- en uitrijden van de wijk moeilijker. De raad heeft voor de verkeersafwikkeling ten onrechte rekening gehouden met de verdubbeling van de rijbanen van de Laan van Osseveld. Die verdubbeling is nog niet zeker, zo stellen [appellanten sub 2].
[appellant sub 1] en anderen betogen dat de voor het bestemmingsplan gedane akoestische en wegverkeersonderzoeken niet representatief zijn omdat de Laan van Osseveld ingrijpend wordt gereconstrueerd. Dat zal volgens hen leiden tot meer verkeersoverlast voor omwonenden. Verder heeft de raad er volgens hen geen rekening mee gehouden dat het verkeer vanuit het woongebouw ertoe leidt dat het oprijden op de Veenhuizerweg vanuit de Vosweide door een nieuw tweerichtingenfietspad extra wordt bemoeilijkt.
10.1. Voor de aanpassing van de Laan van Osseveld heeft de raad op 17 december 2020 het bestemmingsplan "Laan van Osseveld" vastgesteld. Dat bestemmingsplan staat in rechte vast en is al uitgevoerd. Onderdelen daarvan zijn de verbreding van de Laan van Osseveld en de aanpassing van de kruising Laan van Osseveld/Veenhuizerweg. In het akoestisch onderzoek voor het voorliggende bestemmingsplan zijn de maatregelen aan de Laan van Osseveld meegenomen. De maatregelen staan verder los van deze ontwikkeling.
Voor zover het betreft de akoestische gevolgen van het voorliggende bestemmingsplan op de woningen van [appellant sub 1] en anderen volgt uit onderzoek van Adviesburo Van der Boom van 14 april 2022 dat de geluidsbelasting ruim onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB blijft. De raad heeft dit aanvaardbaar kunnen achten.
De betogen slagen in zoverre niet.
10.2. Wat betreft de verkeersgevolgen heeft Goudappel een verkeersonderzoek uitgevoerd. De resultaten daarvan zijn neergelegd in de notitie ‘Verkeersonderzoek woningbouw Vosweide - Apeldoorn’ van 28 januari 2021. De ontsluiting van het woongebouw gaat over de Vosweide naar de Veenhuizerweg. Goudappel heeft berekend dat de huidige verkeersintensiteit van de Vosweide 650 motorvoertuigen op een werkdag is en dat het woongebouw op een werkdag tot 250 extra motorvoertuigen leidt. Dit is volgens Goudappel een worst-case scenario. De Vosweide heeft een maximale intensiteit van 1.000 motorvoertuigen en kan het toekomstige verkeer dus verwerken. Goudappel concludeert in de notitie dat zich door de komst van het woongebouw geen extra knelpunten zullen voordoen op de Vosweide als de weginrichting voor het extra verkeer geschikt is gemaakt. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad Goudappel niet heeft kunnen volgen in de berekende toename van 250 voertuigbewegingen. Het gaat hier om kleine huishoudens die minder verkeer genereren dan de bestaande grondgebonden woningen.
De raad heeft er verder op kunnen wijzen dat met de maatregelen aan de Laan van Osseveld een betere doorstroming op die weg en de Veenhuizerweg zal ontstaan. De wachtrijen in de ochtend voor de aansluiting met de Laan van Osseveld zullen daarmee naar verwachting afnemen, wat ook positief is voor het oprijden op de Veenhuizerweg vanuit de Vosweide. [appellant sub 1] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat de komst van het woongebouw in combinatie met een langs de Veenhuizerweg aan die zijde inmiddels aangelegd tweerichtingenfietspad ertoe zal leiden dat het oprijden op de Veenhuizerweg in de ochtendspits ernstig wordt bemoeilijkt. Nog daargelaten de vraag of die ontwikkeling ten tijde van het bestreden besluit van 1 december 2022 voorzienbaar was en dus meegenomen kon worden in de beoordeling, is van belang dat hier voorheen een eenrichtingsfietspad met aangrenzend een busbaan moest worden overgestoken. De Afdeling ziet geen aanleiding voor de aanname dat de verkeerssituatie daarmee in relevante mate anders is.
De betogen slagen in zoverre niet.
Het gebruik van gronden als tuin
11. [appellanten sub 2] betogen dat de raad er ten onrechte geen rekening mee heeft gehouden dat gronden met de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" kunnen worden gebruikt als tuin en dat daarmee tegen hun erfgrens aan woongerelateerde activiteiten kunnen worden ontplooid en vergunningsvrij bouwwerken kunnen worden opgericht.
11.1. Onder meer de gronden achter het perceel van [appellanten sub 2] hebben de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied". In Apeldoorn is het gebruikelijk binnen zo’n bestemming ook ‘tuin’ mogelijk te maken. De gronden zullen evenwel worden ingericht als parkeerterrein met ruimte voor manoeuvreren. Niet aannemelijk is dat de gronden achter het perceel van [appellanten sub 2], gelet op de afstand, worden ingericht als tuin ten behoeve van het verderop gelegen woongebouw. Overlast van een gebruik als tuin heeft de raad uitgesloten kunnen achten. De raad stelt zich verder terecht op het standpunt dat vergunningsvrij bouwen, waar [appellanten sub 2] voor vrezen, hier niet mogelijk is omdat geen sprake is van een achtererfgebied.
Het betoog slaagt niet.
De groene inrichting
12. [appellanten sub 2] wijzen erop dat het voornemen is 40% van het plangebied groen in te richten, maar in het bestemmingsplan is de komst van dit groen niet met een voorwaardelijke verplichting geborgd. Ook is de uitvoerbaarheid van het voornemen niet zeker omdat de grondoverdracht tussen de gemeente en De Goede Woning nog onzeker is. Ook is de herplant van bomen niet geborgd waarbij komt dat het jaren duurt voordat de nieuwe bomen een voldoende hoogte hebben bereikt. Ten slotte is de gestelde groene afscheiding tussen het parkeerterrein en hun tuin niet geborgd, wat als gevolg heeft dat zij last zullen hebben van inschijnende verlichting van auto’s en van inkijk.
12.1. Aan een groot deel van het plangebied is de bestemming "Groen" toegekend. De Afdeling acht het aannemelijk dat deze gronden ook daadwerkelijk een groene invulling krijgen. De raad heeft hiervoor geen voorwaardelijke verplichting in de planregels hoeven op te nemen. Een voorwaardelijke verplichting hoeft alleen in een bestemmingsplan te worden opgenomen als de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat dit noodzakelijk is in het kader van een goede ruimtelijke ordening of als de noodzaak van een voorwaardelijke verplichting aannemelijk wordt gemaakt (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 13 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2269). De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het opnemen van zo’n verplichting niet nodig is. [appellanten sub 2] hebben niet aannemelijk gemaakt dat dit niettemin noodzakelijk is. Hierover overweegt de Afdeling dat de gemeente met De Goede Woning een overeenkomst heeft gesloten waarin voorwaarden zijn opgenomen over het inrichten van het openbaar gebied dat op termijn aan de gemeente wordt overgedragen. Voor de planontwikkeling zijn ook gronden van de gemeente benodigd, wat betekent dat de gemeente de komst van voldoende groen zelf in de hand heeft. [appellanten sub 2] hebben niet aannemelijk gemaakt waarom aan het voornemen van de raad om hier 40% groen aan te leggen, moet worden getwijfeld. Aan de omstandigheid dat het jaren duurt voordat de nieuw aan te planten bomen een volwassen hoogte hebben bereikt, heeft de raad in de afweging van de belangen weinig gewicht hoeven toe te kennen. Dat sprake zal zijn van ernstige hinder door inschijnend licht en inkijk in hun woning hebben [appellanten sub 2] niet aannemelijk gemaakt. De raad heeft daarvoor dan ook geen voorwaardelijke verplichting in de planregels hoeven opnemen. Het betoog slaagt niet.
De geluidwerende voorziening
13. [appellanten sub 2] betogen dat de aanleg van een geluidwerende voorziening ten onrechte niet in het bestemmingsplan is geborgd.
13.1. Binnen de bestemmingen "Wonen", "Groen" en "Verkeer - Verblijfsgebied" is de aanleg van geluidwerende voorzieningen mogelijk. De bedoelde geluidwerende voorziening is niet voor het woongebouw nodig, maar voor de bestaande woningen aan de Vosweide in verband met de verbreding van de Laan van Osseveld. De raad hoefde daarom daarvoor in dit bestemmingsplan geen voorwaardelijke verplichting op te nemen. Op de zitting heeft de raad overigens gesteld dat inmiddels een scherm is geplaatst.
Het betoog slaagt niet.
De verwijzing naar de zienswijzen
14. [appellant sub 1] en anderen hebben zich in het beroepschrift voor de door hen gevreesde overlast verder beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijzen. In de overwegingen van het bestreden besluit is de raad ingegaan op de zienswijzen. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ook na de komst van het woongebouw blijft behouden. [appellant sub 1] en anderen hebben in het beroepschrift of op de zitting geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de zienswijzen in het bestreden besluit onjuist zou zijn. Hun enkele opmerking dat de raad geen meetbare criteria ter bepaling van het woon- en leefklimaat heeft vermeld, is ontoereikend.
Het betoog slaagt niet.
Onduidelijke verwijzingen
15. [appellant sub 1] en anderen betogen dat in het bestemmingsplan naar niet bestaande teksten wordt verwezen. In de tabel van artikel 5.2.2 van de planregels wordt verwezen naar 5.3a en 5.3d; deze bestaan beide niet.
15.1. Op de zitting is vastgesteld dat deze verwijzingen onjuist zijn. Het bestreden besluit is in zoverre genomen in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel.
Het betoog slaagt.
Conclusie
16. Het beroep van [appellanten sub 2] is ongegrond. Het beroep van [appellant sub 1] en anderen is gegrond, zodat het bestreden besluit moet worden vernietigd voor zover in de planregels verwezen wordt naar 5.3a en 5.3d.
16.1. Omdat niet aannemelijk is dat derdebelanghebbenden in hun belangen zouden kunnen worden geschaad, ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien, namelijk door deze foutieve verwijzingen te corrigeren en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover dit is vernietigd.
16.2. De Afdeling ziet aanleiding de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening.
17. De raad moet de proceskosten van [appellant sub 1] en anderen vergoeden. Omdat [appellant sub 1] en anderen hun verletkosten niet hebben onderbouwd, hanteert de Afdeling hiervoor een forfaitaire berekeningswijze. Van [appellanten sub 2] hoeft de raad geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 1] en anderen gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn van 1 december 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Laan van Osseveld - hoek Deventerstraat" voor zover het betreft de vermeldingen ‘(5.3a)’ en ‘(5.3d)’ in de tabel van artikel 5.2.2 van de planregels;
III. bepaalt dat in die tabel ‘(5.3a)’ wordt vervangen door: ‘(5.3.1, onder a)’;
IV. bepaalt dat deze uitspraak wat betreft onderdeel III in de plaats treedt van het besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn van 1 december 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Laan van Osseveld - hoek Deventerstraat", voor zover dit onder II is vernietigd;
V. draagt de raad van de gemeente Apeldoorn op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de hiervoor vermelde onderdelen II en III worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening;
VI. verklaart het beroep van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] ongegrond;
VII. veroordeelt de raad van de gemeente Apeldoorn tot vergoeding van bij [appellant sub 1] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 110,21, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
VIII. gelast dat de raad van de gemeente Apeldoorn aan [appellant sub 1] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van € 184,00, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, voorzitter, en mr. H. Benek en mr. H.J.M. Besselink, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, griffier.
w.g. Knol
voorzitter
w.g. Bechinka
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2025
371