ECLI:NL:RVS:2025:6

Raad van State

Datum uitspraak
2 januari 2025
Publicatiedatum
2 januari 2025
Zaaknummer
202407961/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende machtiging tot voorlopig verblijf

Op 2 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoek van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 11 december 2024. In die uitspraak werd het beroep van een vreemdeling, die een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) had aangevraagd, gegrond verklaard. De rechtbank had de minister opgedragen om de vreemdeling binnen twee weken de gevraagde mvv te verlenen. De minister heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de betrokken belangen en het feit dat de noodzakelijke stukken voor de beoordeling van het hoger beroep nog niet zijn ontvangen, het noodzakelijk is om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft bij wijze van ordemaatregel besloten om de werking van de uitspraak van de rechtbank op te schorten totdat er een uitspraak is gedaan op het resterende deel van het verzoek van de minister. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. Deze beslissing is genomen door mr. A. Kuijer, in tegenwoordigheid van mr. F.W. de Lange, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 2 januari 2025.

Uitspraak

202407961/2/V1.
Datum uitspraak: 2 januari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 11 december 2024 in zaak nr. NL24.24163 in het geding tussen:
[de vreemdeling], mede voor haar minderjarige kinderen,
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 8 december 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag om de vreemdeling een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 17 mei 2024 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 december 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en de minister opgedragen om de vreemdeling binnen twee weken na verzending van de uitspraak de gevraagde mvv te verlenen
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter om de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist. Gelet op de betrokken belangen en omdat de voor de beoordeling van het hoger beroep noodzakelijke stukken nog niet zijn ontvangen, treft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening. Nadat de stukken zijn ontvangen, zal de voorzieningenrechter uitspraak doen op het resterende deel van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
treft bij wijze van ordemaatregel de voorlopige voorziening dat de werking van de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 11 december 2024 in zaak nr. NL24.24163 wordt opgeschort zolang geen uitspraak is gedaan op het resterende deel van het verzoek van de minister van Asiel en Migratie.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F.W. de Lange, griffier.
w.g. Kuijer
voorzieningenrechter
w.g. De Lange
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 januari 2025
999